Hoofdstuk 11

GEZONDHEIDSONDERZOEK UNPROFOR

Vakbondsvoorzitter Bauke Snoep van de AFMP vermoedt dat enige tientallen van de ongeveer duizend militairen die tussen januari 1994 en april 1995 in Lukavac verbleven met ziekteverschijnselen kampen.

Kleine gezondheidsproblemen ontstonden al snel na de intrek van Dutchbat in de oude cokesfabriek. Veel militairen klaagden over slijmvliesontstekingen en oog- en huidirritaties. Daarop schakelde het ministerie van Defensie in maart 1994 een onafhankelijk onderzoeksbureau in om bodemonderzoek te doen.

Het bureau concludeerde naar aanleiding van de analyse van de bodemmonsters dat er geen aanleiding tot het nemen van extra maatregelen ten behoeve van de gezondheid en de veiligheid van het personeel nodig was, ondanks de aanwezigheid van beperkte concentraties schadelijke stoffen.

De hoeveelheid giftige stoffen in de grond was acceptabel. Defensie besloot geen ander onderkomen te zoeken. Toch ging Defensie na Kamervragen een onderzoek instellen naar de ziekteverschijnselen onder 1191 uitgezonden Lukavac-gangers, maar ook onder andere Balkan-gangers.

Zoals die van de verzorgingscompagnie, de staf en stafcompagnie en een infanteriecompagnie van Dutchbat zelf, die gehuisvest waren in de oude, zwaar vervuilde accufabriek in Potocari bij Srebrenica. Zij krijgen in januari 1997 vragenlijsten thuis. Sommige geënquêteerden die in Lukavac hebben gediend, worden naar aanleiding van hun antwoorden nader onderzocht. In 2011 presenteert Minister van Defensie Hillen de uitkomsten van het eindrapport van het “Balkan-onderzoek” dat door het RIVM is ingesteld. Uit het onderzoek was gebleken dat het aantal militairen met gezondheidsklachten dat gelegerd was in Potocari of Lukavac niet bijzonder hoog is.