Op weg naar Zagreb

Zaterdag 10 juni. We hadden afge¬sproken dat we om half zeven zouden verzamelen in de hal om even een appèl te houden en dan gezamenlijk naar de Logbase te vertrekken. Iedereen was aanwezig en Arjan gaf een goed verhaal over de rit van die dag. Ik voegde daaraan nog wat kleinigheden toe zoals de weersomstandigheden, de veiligheidsaspec¬ten en nog een motiverend praatje. Vervolgens gingen we snel naar de auto’s om naar de Logbase te vertrekken. Ter plekke gingen we de wapens halen en nog even een bak sap drinken. De jongens sloegen een enorme hoop Cadi-spullen in om toch maar vooral genoeg te eten te hebben voor onderweg.

Arjan haalde voor ons wat Cadi op en ik ging intussen even bellen met de Opsroom in Busavača. Er waren geen bijzonderheden en men wenste ons succes met de rit van die dag. Nadat iedereen gereed was werd er ingestegen in de viertonners en werd iedereen verplaatst naar Plano. De voertuigen stonden keurig opgesteld en toen ik daar met Arjan aankwam waren de chauffeurs al keurig bezig met de controles van de voertui¬gen. Iedere keer viel mij weer op dat de chauffeurs getuigden van een grote mate van zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en inzet. Dat de meeste -zo niet alle- kaderleden dat kleine handwerk zo goed beheersen was een hele plezierige bijkomstigheid. Het was duidelijk dat hier aan een product werd gewerkt. Als comman-dant doet je dat toch wel vreselijk goed en dat straalt dan toch wel een beetje van mij af denk ik. Ik voelde me in ieder geval perfect.

Dit was teamwork ten voeten uit! Nadat alle checks waren afgerond en we het sein over de radio kregen dat de Echo gereed was voor vertrek konden we beginnen aan de rit. En toen was het: “Hier Romeo, we gaan rijden, we gaan rijden”. […] De volgende twee uur begon de verveling hoe langer hoe meer toe te slaan door de saaie weg. Lus na lus, afgrond na afgrond met links het water en de eilanden en aan de rechter¬kant alleen maar kale grond met hier en daar begroeiing met soms bergen op korte afstand en dan weer op grote afstand. Er zat desondanks toch ook nog wel een interessant stukje in dit deel van de route, namelijk de passage over de Maslenica brug. De oude brug was ruim daarvoor bij de strijd tussen de Kroatische-Serven uit de Krajina-regio en het Kroatische leger vernield en de pontonbrug die er nu lag gaf, samen met de vernielde huizen er direct omheen, een goed beeld van de hier toch ook redelijk zwaar geleverde strijd.

Logbase Pleso in Zagreb

Ik liep naar de overkant en ging het gebouw binnen. Trap op, links af en naar het einde van de gang. Bij binnenkomst was de gisteren zo rustige Opsroom veranderd in een wespennest. Een drukte van jewelste en een en al Frans. Ik maakte kennis met de pakketcommandanten van de twee andere pakketten. Het zou namelijk zo zijn dat er voor iedere enclave een pakket zou zijn. Na ongeveer 10 minuten kwam de kolonel en hij begon zijn verhaal. Het werd me al snel duidelijk dat de zekerheid waar¬mee we begonnen waren hier eindigde. Op een bepaald moment liet hij in zijn verhaal namelijk het woord clearance vallen en Pale zou de papieren nog moeten opsturen met de toestemming.

Toen ik vroeg of het geheel dan niet al geregeld was en dat alles vaststond, keek hij mij heel vreemd aan. Nee, was zijn antwoord. We hebben een clearance aangevraagd, en vanavond zal wel blijken of we morgen, dinsdag 13 juni, daadwerkelijk gaan rijden. Ik was verbouwereerd, teleurgesteld en alles meer wat je je op zo’n moment maar kunt voorstellen. Mijn gedachten sloegen op hol en ik was al allerlei zaken op een rijtje aan het zetten. Wat zouden hier allemaal de gevolgen van zijn. Langer hier blijven, Klasse I-probleem, wat zou de Opsroom gaan roepen, hoe zouden de kerels gaan reageren, wat zou de Logbase hiervan zeggen, hoe zou het eventueel gaan met geplan¬de verloven etc. etc. etc. Maar ja, dat zou allemaal wel blijken.

De rit van Belgrado naar Srebrenica

Op een gegeven moment zagen we de brug van Zvornik liggen en daardoor wisten we dat het dadelijk zou gaan gebeuren. We zouden Bosnisch-Servië ingaan. […] Ik kon het niet laten om toch af en toe naar de overkant van de rivier te kijken. Ik vond het er op een of andere manier toch vreemd uitzien. Het zou de eerste keer zijn dat ik in Bosnisch-Servisch gebied zou komen. […] Aan de overkant van de brug was een slagboom en een wachthuisje. Daar aangekomen werden we, na even telefonisch overleg, doorverwezen naar een prefab die ongeveer 100 meter verder langs de weg zou liggen. We bogen naar rechts af en reden langzaam in een bocht naar beneden. De weg eindigde in een T-splitsing en aan de overkant van die splitsing lag een kerkhof. Rechts op de hoek stond de bewuste prefab en daar stopte de kolonel dan ook. Wij sloten daarachter aan en zetten de motor af.

De tolk en de kolonel kwamen uit de wagen en nadat we over de radio tegen de jongens hadden gezegd dat ze moesten blijven zitten stapten ook Arjan en ik uit. Bij de prefab aangekomen kregen we van een of andere vent in een camouflagepak met een groot pistool aan zijn heup, via de tolk, te horen dat de baas er niet was en dat we even moesten wachten. De baas had lunchpauze bij zijn vrouw en dat maakte hij duidelijk door wat obscene heupbewegingen te maken. Dus hier begon de wachtsessie. Het was warm en ik adviseerde eenieder om toch maar vooral voldoende te drinken. Gelukkig hadden we veel water bij ons en we konden dus aan de echte dorstigen wat extra water verstrekken. Onderwijl wachtte iedereen in of om het voertuig op de dingen die zouden gaan komen. Zo rond half twee kwam de baas eraan. Toen ik hem zag kreeg ik direct een nogal onbestemd gevoel. Dit leek mij een heel geniepig mannetje. Hij stelde zich voor als Nikolic en ik herinnerde mij van een verhaal dat ik eerder ergens had gehoord dat hij dan waarschijnlijk die vent was waar hier overal in de omgeving over werd gepraat. Bij de gevechten rond Srebrenica zou deze man zeer veel bloed aan zijn handen hebben gekregen. Ik kon me dat bijna niet voorstellen, vooral niet, omdat ik hem behoorlijk jong vond. Hij nodigde ons uit om in de prefab te komen en daar maakte hij een aanvang met het bestuderen van onze papieren. Onderwijl stelde hij regelmatig allerlei vragen en onze tolk probeerde die met al haar charmes te beantwoorden. Waar ik ook nu weer een enorme hekel aan had was dat ik niet in staat was om het gesprek te volgen en te horen wat er precies werd gezegd.

Na wat meer praten en bestuderen van de papieren zei hij dat de papieren overeenkwamen met de clearance. De clearance was voor hem een faxpapiertje dat hij in zijn la had liggen en waarop vermeld stond dat wij toestemming hadden om met die en die voertuigen met die en die lading de grens over te steken. Hij deed dus in beginsel helemaal niet moeilijk en zei dat hij de voertuigen en het personeel zou gaan controleren aan de hand van de Passengers-list en het Cargo-Manifest. Buiten riep hij twee van zijn medewerkers, dezelfde die we al eerder hadden gezien. Hij vertelde hen dat ze moesten meehelpen met het inspecteren van de voertuigen. Zelf zou hij dan zorg dragen voor het controleren van het personeel en de wapens. Als eerste zou hij beginnen met onze jeeps. Die van de kolonel en die van ons. Daar begon meteen het eerste probleem. Nadat wijzelf waren gecontroleerd wilde hij natuurlijk ook nog even de lading van het voertuig controleren en daar nu zat hem het probleem. De Satcom A koffer. Toen hij deze zag en we moesten vertellen wat het was, wilde hij direct dat de koffer werd opengemaakt.

Nadat dit was gebeurd, was hij heel stellig in zijn beslissing dat meenemen niet mocht en dat de koffer in beslag genomen zou moeten worden. De koffer zou absoluut niet mee naar binnen mogen. Dit ondanks het feit dat het artikel zeker wel op het Cargo-Manifest was gezet. De met ons meelopende kolonel probeerde daar nog op te reageren door hem, met behulp van onze tolk, te vertellen dat hij vrienden was met generaal Janvier, en dat hij die wel even zou inlichten omtrent deze beslissing. Verder zou, nadat dan generaal Mladic ingelicht was, deze wel zelf verder actie ondernemen. Verder zou de kolonel ook via Sarajevo contact zoeken met Pale…..kortom, ik zag hem langzaam maar zeker heel erg boos worden. Onderwijl ging dat baasje gewoon door met het controleren en reageerde absoluut niet op deze uitlatingen.

Zijn kornuiten openden de voertuigen en inspecteerden de cabines en de laadruimten. Dat leverde in principe allemaal geen probleem op. Vooral bij de twee voertuigen die de post bevatten werden ze al moe bij de gedachte dat ze alles eruit zouden moeten halen …..zodat, na een knikje in de richting van de baas, de deuren weer snel werden gesloten. Met de controle bij de ziekenauto aangekomen werd al snel de tweede Satcom A koffer ontdekt. Nu hadden we dus echte problemen. Na de vondst van de eerste koffer had ik dit zien aankomen en nu was ik gewoon naarstig op zoek naar mogelijkheden om hier goed doorheen te komen. Er moest hier natuurlijk wel een beslissing genomen worden. Als namelijk de koffers het land niet in mochten, moesten we besluiten of wij dan ook niet zouden gaan, of we moesten besluiten de koffers dan toch maar in te leveren en achter te laten. Kortom een besluit waar ik al wel aan dacht, maar eigenlijk geen enkele behoefte aan had die te nemen. […] Ons doel kwam hoe langer hoe nader. We waren bijna bij Iron-Bridge. Dan moesten we nog door het dorp Bratunac, gevolgd door het laatste check-point, Yellow Bridge, om tenslotte dan onze eindbestemming te bereiken…..de compound van Potočari. Bij het naderen van Iron Bridge, een check-point bij een ijzeren brug over de Drina, werden we aangehouden.

Dit was heel erg vreemd omdat dit volgens Arjan de eerste keer was. Normaliter kun je hier gewoon voorbij rijden omdat de milicija hier als taak hebben de grensoverschrijdingen over de Drina te controleren. Maar nu werden we dus aangehouden. Arjan gaf door het raampje onze controlelijst waar de beambte bij Zvornik een zin op had gekrabbeld. Deze zin zou inhouden dat we al gecontroleerd waren en dat er geen bijzonderheden waren. De man liep weg naar het controlehuisje en begon te bellen. Arjan stapte uit en liep achter de man aan. Hij was redelijk boos en ging heel demonstratief naast de man staan terwijl deze belde. Na zijn telefoongesprek zei de man uiteindelijk dat we mochten doorrijden. Arjan was lichtelijk geïrriteerd. Niets aan te doen, dat hoort er nu eenmaal bij. Langzaam zette het geheel zich weer in beweging. […]

Nadat we linksaf waren geslagen reden we weer langzaam de dorpskern uit waarop Arjan zei dat we nu heel dicht bij ons einddoel waren. Na een kilometer of twee kwam Yellow Bridge in zicht en daar zouden we halt moeten houden bij ons laatste check-point voordat we in Potočari zouden zijn. […] Nadat Jovo onze papieren naast die uit Pale had gelegd gaf hij te kennen dat we de controle maar moesten gaan uitvoeren. Arjan probeerde hem er nog even van te overtuigen dat er al een heel uitgebreide controle was geweest in Zvornik, maar dat mocht niet baten. Wel zei Jovo nog dat hij het een eenvoudige controle zou laten zijn. We zouden het wel merken. We hadden nu al zo’n 3 controles gehad en deze kon er dus ook nog wel bij. […] Toen onze tolk ter plekke was begonnen we met de inspectie. In ieder geval kon ieder zich opmaken om het standaard ritueel weer te doorlopen. ID-controle, wapennummer, aantal patronen en natuurlijk de cabine en de lading. Allereerst werd onze MB onder handen genomen. Voorin kon het hulpje (de goede) niets vinden en nadat de achterbak was geopend moesten we onze tassen eruit halen. Deze werden opengemaakt en goed doorzocht. Zelfs de toilettas werd opengemaakt en gecontroleerd. Na de tassen kwam natuurlijk ook de doos met de zes flessen wijn tevoorschijn.

Deze haalde hij direct uit de auto en zette hem aan de overzijde van de weg in de berm met de opmerking dat dit natuurlijk niet de bedoeling was. Ik had geen behoefte om daar lang bij stil te staan en liep met de tolk, Arjan en Jovo verder naar het eerste voertuig. Dit was de vrieswagen en de cabine ervan werd ook redelijk snel in orde bevonden. Onderwijl de weg langs kijkend kon ik al een glimp opvangen van de eerste VN-controlepost. Dit was het eerste check-point van Dutchbat. In de uitkijktoren kon ik een aantal collega’s zien staan en ik kreeg hoe langer hoe meer zin om de enclave binnen te rijden. Ik had er genoeg van en wilde er heen, gewoon om onze spullen daar af te leveren. Bij de inspectie van de koel-/vriescontainer op het voertuig begon de ellende pas echt. Dit zou een waar drama worden. Bij het openmaken van de achterbak en het zien van de lading schrok Jovo toch wel een beetje. Dit was natuurlijk het eerste voertuig dat tot de nok was beladen en helemaal vol zat met post. Er restte werkelijk geen centimeter tussen dak en lading. Het tweede hulpje klom op de auto en begon als een gek de zakken eruit te trekken.

Na commentaar van onze zijde gaf Jovo zijn hulpje te kennen dat hij even moest stoppen. We overlegden met behulp van onze tolk en kwamen overeen dat er een aantal postzakken als steekproef gecontroleerd zou worden. Hier konden we ons in vinden. We hadden er echter geen rekening gehouden dat het hulpje mocht bepalen hoe hij het zou doen. Deze nam het initiatief om alle zakken eruit te laten halen om dan een paar zakken te openen. Als het daar nu bij bleef dan zou het allemaal niet zo erg zijn. Maar veel erger was dat hij ook nog eens alle postpakketten uit de zakken haalde en deze begon te openen. Arjan merkte op dat dit wel vaker was gebeurd. Daarom had hij ook een rol plakband bij zich om na het openen de pakketten weer te sluiten en er met stift op te zetten dat het pakket was geopend bij het check-point. Dat was natuurlijk vreselijk slim en daar leerde ik weer van.

De enclave Srebrenica

De twee auto’s zetten zich in beweging en we reden langzaam naar het VN-checkpoint, alwaar een van de soldaten van Dutchbat, met een brede grijns op zijn gezicht, het zweet langs zijn hoofd lopend, reeds op ons stond te wachten. Nadat ik hem had begroet, vertelde hij dat wij ons waarschijnlijk niet konden realiseren hoe blij ze waren met onze komst. Ik toverde een brede glimlach op mijn gezicht en gaf hem te kennen dat hij zich ook bijna niet zou kunnen realiseren hoe blij wij waren dat we uiteindelijk toch in de enclave gearriveerd waren.

Hij gaf te kennen dat hij de Opsroom vast zou inlichten en gaf ons toestemming om door te rijden. Ik gaf langzaam gas en we zetten ons weer in beweging. Hier was het om te doen, dit eerste voertuig met eten sinds lange tijd. De rest zou er nu ook wel doorheen komen, zo dacht ik. Maar de eerste lading was tenminste binnen. […]

Wat een teleurstelling droop uit dit moment. Dutchbat, dat rekende op een konvooi van 40 voertuigen had hier dus met behulp van boogtenten legering opgebouwd voor ongeveer 100 personen. Hoe groot was dus de teleurstelling dat we maar met 6 voertuigen en 12 personen hier waren aangekomen.

Op weg naar Santiči

Ook dit deel van de reis verliep uiteindelijk zonder al te veel problemen zodat we net voor het meer van Prozor weer een pauze konden inlassen om de benen te strekken. Iedereen had zin om door te rijden en we moesten als het ware het enthousiasme een beetje dimmen. Toch gingen we een klein kwartier later weer op weg om de route Triangle verder te bedwingen en de reis naar Santiči te voltooien. Zonder al te veel problemen reden we rond het meer van Prozor. Bij het smalle gedeelte van de weg gekomen, begon het blocken weer. Aangezien ik achter het stuur zat was het best aardig om nu ook dit eens te beleven. Het eerste voertuig dat door mij werd geblockt wist mij nog te passeren maar na aanwijzingen van Arjan om de MB gewoon dwars op de weg te zetten begon het er al een stuk meer op te lijken. De meeste voertuigen die we blockten hadden direct in de gaten dat ze niet verder konden en dat het verstandiger was een inham op te zoeken om het konvooi te laten passeren. Op een gegeven moment blockte ik een rode Fiat met een nogal wazige vent erin. Nadat hij met zijn armen wat gebaren had gemaakt, reed ik iets meer op en kwam zo’n beetje naast zijn raampje te staan. In het Engels zei ik dat er een konvooi aankwam en dat hij absoluut niet verder kon rijden. Z’n gezicht werd nog bozer en voor ik er erg in had greep hij rechts naast zich waarna z’n hand plotseling naar buiten kwam.

Op dat moment keek ik recht in de loop van een pistool en schrok behoorlijk. Ogenblikkelijk begrijpende dat dit geen spelletje was zette ik de MB in z’n één en reed een stukje naar voren. Het is moeilijk te beschrijven wat er op zo’n moment door je heengaat, maar ik kan wel vertellen dat je lijf dan toch even stijf staat van de adrenaline. Pas later begin je je te realiseren wat er is gebeurd en wat er had kunnen gebeuren. Arjan was verschrikkelijk kwaad en ondanks dat ik hem tot kalmte probeerde te manen stapte hij uit het voertuig en begon al scheldend achter de auto aan te lopen. Op dat moment kwam de rest van het konvooi aanrijden zodat de betrokken Fiat uiteindelijk dus toch gewoon de berm in moest. […] Het was inmiddels een uur of twee geworden en we verwachtten dat we zo tegen half vijf wel zouden aankomen in Santiči. De weg voerde nu naar beneden en allengs kwam de zon doorzetten waardoor de warmte in de MB ook weer behoorlijk toenam. Met een goede snelheid ging het op Gornji Vakuf aan. Groot was onze verbazing toen wij, de berg afrijdende, net voor het dorp zelf, een nieuw ingerichte roadblock zagen.

Links en rechts van de weg liggen weilanden met, op ongeveer 100 meter, de steil omhooglopende begroeide bergwanden en links van de weg, zo’n 50 meter het veld in, stond een oude schuur. Rechts van de weg was een keurig hokje neergezet en de kwaliteit van de bouw, alsmede de mensen die er stonden gaven ons de indruk dat dit wel eens een permanente post kon gaan worden. Zo’n 200 meter voorbij de post konden we de huizen van Gornji Vakuf al zien liggen. Wat was dit nu weer! Toen we de langzaam het dal inlopende weg afgereden waren en aankwamen bij het roadblock, moesten we halt houden. De rechter rijstrook van de weg was afgesloten met een mijnenplank. Dit is een plank waarop een viertal mijnen is bevestigd. Even ervoor was een markeringspunt geplaatst die de aankomende chauffeur moest waarschuwen voor het vóór hem liggende gevaar. We lieten een ons tegemoet rijdende auto passeren waarna Arjan, gewoon links aanhoudend, voorbij de mijnenplank en het huisje reed. Er kwam geen reactie om te stoppen. We kregen dus al min of meer het idee dat onze passage uiteindelijk geen problemen zou opleveren. Er werd door de wachthebbenden zelfs vriendelijk naar ons voertuig gezwaaid. Echter, toen we een kleine vijf en zeventig meter verderop waren werd het eerste voertuig, de Pacton met Nol van Kemenade, tegengehouden, juist toen hij voorbij de roadblock wilde. We keerden ons voertuig en via de radio kregen we al te horen dat ze er absoluut niet voorbij mochten. Ik zag dat Arjan zich alweer begon op te winden en teruggekeerd bij het roadblock stapte hij redelijk boos uit het voertuig.

Juist op het moment dat Arjan aan het praten sloeg met de bewakers van het roadblock stopte er ook een burger van de VN met zijn tolk. Hij vroeg wat er aan de hand was en na een korte uitleg vroegen we of we gebruik mochten maken van de diensten van de tolk. Hiertegen was geen bezwaar. Nu hadden we tenminste iemand die onze beweegredenen duidelijk kon maken. Door op hun gevoel te werken dachten we dit obstakel snel uit de weg te hebben. Het kon toch niet zo zijn dat wij, net terugkomend uit Srebrenica, om toch hulp te bieden aan de moslimbevolking, nu door datzelfde volk werden tegengehouden? Onze uitleg deed de militairen van het roadblock wel goed maar kort daarna ging het fout. We hadden buiten de waard gerekend want nu begon ook de burger in dienst van de Verenigde Naties zich met het gesprek te bemoeien en gaf op een walgelijke manier uiting aan zijn gevoelens. Hij beweerde dat we ons veel te druk maakten, dat dit Bosnië was en dat wij maar te doen hadden wat deze mannen ons vertelden. De tolk vertaalde dit ook en daardoor voelden deze militairen zich weer gesterkt in hun optreden. Overigens hadden we de indruk dat de tolk niet alles exact vertaalde zoals wij dat vertelden. Aan de andere kant was dat misschien maar goed ook want als de tolk Nederlands had verstaan en alle woorden zou hebben verteld, die Arjan op dat moment gebruikte om uiting te geven aan zijn frustratie, dan ben ik er bijna zeker van dat we waarschijnlijk opgepakt zouden worden. De leider van het geheel, althans zo zag hij eruit, wilde niet op onze wens ingaan om iemand van het HQ UNPROFOR SOUTH erbij te halen.

Uiteindelijk, na veel praten, leek hij bereid om zijn baas uit Gornji Vakuf te laten halen. Onderwijl waren andere bewakers druk bezig om onze voertuigen naar de kant te dirigeren. Maar in zo’n situatie is het gewoon zo dat de chauffeurs niets uitvoeren zonder de aanwijzingen van de Romeo. Iedereen bleef dus gewoon staan en de weg werd gewoon totaal geblokkeerd. Op een gegeven moment werd Arjan het zat het stelde mij voor om het eerste voertuig gewoon te laten oprijden. We zouden dan wel zien wat er zou gaan gebeuren. Als er niks gebeurde, betekende dat mogelijkerwijs dat ze geen rotzooi wilden en dat we dan gewoon konden doorrijden. Als er wel wat gebeurde, dan konden we alsnog inbinden en wachten op verdere ontwikkelingen. Juist op het moment dat Nol ons bericht via de portofoon doorkreeg en het eerste voertuig in beweging liet zetten, sloeg de schrik ons allen om de keel. Uit de schuur in het weiland kwamen ongeveer 25 met geweren bewapende kerels zetten die zich in een boog met een aangezet wapen rond het eerste voertuig van het konvooi en ons, begonnen op te stellen. De geweren waren echt aan de schouder en volledig in de aanslag. Ook naast het schuurtje kropen 3 man achter een met gras gecamoufleerde afzetting en richtten een RPG-7, een soort raketwerper, op de het eerste voertuig. Nol ging direct in de remmen en kon niet echt lachen.

Ik vond dat de zaak nu toch wel escaleerde en maande dat we nu even rustig moesten blijven en even iets moesten inbinden. Via de portofoon gaf ik door dat de voertuigen zoveel als mogelijk zich rechts van de weg moesten gaan opstellen en dat iedereen in het voertuig moest blijven en verder ontwikkelingen moest afwachten. Ook wij zetten ons voertuig aan de kant en aan het Infanterie-beveiligingsteam vroeg ik of zij al een berichtje hadden gestuurd naar de Opsroom. Inderdaad hadden ze die actie ondernomen en ook de ziekenauto had een eensluidend bericht verstuurd. Op dat moment kregen we via de Motorola door (ja, hij werkte weer eens) dat de Opsroom had uitgezocht hoe en waarom dit roadblock hier stond en dat ze geen bevredigend antwoord hadden gekregen. Natuurlijk weer dezelfde vragen als altijd en de inmiddels bekende afsluitende opmerking: “Wij kunnen van hieruit verder niets voor u doen, veel succes”. Dus handel je weer naar ‘eer en geweten’. Toch was niet al onze hoop verloren. Dat kwam mede doordat de hoofdbewaker naar ons toekwam en meldde dat zijn baas onderweg was naar de post.

Toen deze man uiteindelijk arriveerde konden we ons geluk niet op. Na met de hoofdbewaker te hebben gesproken zei hij tegen ons dat we konden doorrijden. Later zou blijken dat wij het eerste konvooi waren dat bij dit roadblock was aangekomen en dat er na ons, door andere konvooien, nog vele uren, dan wel dagen is gewacht om door dit roadblock heen te komen. Ik stapte in de auto en verwachtte dat Arjan ook weer zou instappen. Nog net kon ik zien dat hij reageerde op een teken van Nol dat de mijnenplank in de weg lag en dat zij niet in een keer de bocht konden maken om er voorbij te gaan. Arjan was naar het markeringsteken gelopen en schopte deze werkelijk omver. Juist toen hij de mijnenplank wilde pakken om deze naar de berm te schuiven kwamen er enkele bewakers aan die hem tegenhielden en de mijnenplank zelf keurig netjes naar de berm verplaatsten.

De mannen die met de geweren in de aanslag in de bermstonden opgesteld, liepen weer terug naar de schuur en ook de RPG-7 werd weer in dezelfde schuur opgeborgen. We zetten ons weer in beweging en Arjan begon op de Satcom een berichtje in te typen voor de Opsroom. De problemen waren opgelost en we zouden een nieuw verwacht tijdstip van binnenkomst doorsturen.

 

Fragmenten uit: Arco Solkesz, HIER ROMEO, WE GAAN RIJDEN! Een reisverslag van de laatste konvooien naar Srebrenica, 1998. Arco Solkesz was destijds Commandant Bevoorradingscompagnie bij het 1e NL/BE LogTBat te Santiči en het boek handelt over de periode juni en juli 1995, rond de val van de enclave.

Bron: Verhalenbundel Regiment bevoorradings- en transporttroepen