Persoonlijke ervaringen van kolonel bd Frans van der Hooft september 1993 – mei 1994
8 februari 1994 kwam ik samen met dominee D. Langhenkel in Lukavac aan. Vrijwel direct ontplofte vlakbij ons een mortier. Welkom in Lukavac! Welkom in het oorlogsgebied! Geen plek om vrolijk van te worden. Toch was ik blij er te zijn. Eindelijk! Als chef-staf van het Legerkorps Logistiek Commando (LLC) in Apeldoorn was ik al zolang betrokken bij eerdere missies, dat het tijd werd eindelijk zelf daadwerkelijk aan de slag te gaan. Zo was ik o.a. direct betrokken bij de opzet en organisatie van het transportbataljon dat vanuit Busovaca opereerde. Toen duidelijk werd dat Nederland een infanteriebataljon aan de Verenigde Naties wilde aanbieden, werd ik ook betrokken bij de logistieke ondersteuning van dat bataljon met een Support Command.
Dat Support Command kwam niet zomaar “uit de lucht vallen”. Er bestond al de gedachte, wilde je snel in een missiegebied kunnen opereren, dat een goede logistieke buffer van groot belang was. In dezelfde tijd werd ook het legerkorps geherstructureerd met het gevolg dat het LLC zou worden opgeheven en de bataljons daarvan zouden worden omgevormd en in de organisatie van de Eerste Divisie (1 Div) worden opgenomen. Ook was de oprichting van een Support Command voorzien met het doel, waar ook ter wereld, snel een logistieke basis te vormen, samengesteld uit diverse logistieke eenheden al naar gelang van de behoefte ter plaatse. De inzet van een operationele eenheid zou daardoor ook sneller kunnen plaats vinden was de gedachte. Vandaar ook de termen “any place, any time” in het logo.
Voordat daadwerkelijk sprake was van de inzet in Joegoslavië zijn in 1993 diverse opties uitgewerkt. We zijn begin 1993 ook nog in Doorn geweest, omdat aflossing van de mariniers in Cambodja een mogelijke optie was. Maar naarmate de tijd vorderde werd inzet in Joegoslavië steeds waarschijnlijker. Eind augustus 1993 werd aan “Den Haag” de organisatie van het Support Command aangeboden. Heel duidelijk werd daarbij aangegeven dat bij de samenstelling van de organisatie was uitgegaan van inzet in Midden-Bosnië op maximaal twee dagen rijden van Split en – heel belangrijk – samen met het infanteriebataljon in één aaneengesloten gebied. Dutchbat was een feit!
Begin september 1993 bood de minister van Defensie, R. ter Beek, Dutchbat aan de Verenigde Naties aan voor inzet in Joegoslavië. Uitgaande van inzet in januari 1994 moest uiterlijk begin oktober 1993 worden begonnen met de samenstelling van het Support Command. Drie maanden voorbereidingstijd waren minimaal nodig voor werving, selectie en opleiding van het personeel. Naast het beroepspersoneel was namelijk ook veel dienstplichtig personeel nodig en dat personeel kon alleen op vrijwillige basis worden uitgezonden. Goed was te zien, dat zich veel vrijwilligers aanmeldden, zodat er ook ruim voldoende keuzemogelijkheid was. De opleiding van het Support Command startte op vier locaties, te weten Soesterberg (Technische dienst), Ermelo (Geneeskundige dienst), Wezep (Genie) en Grave (overig logistiek personeel).
Goed was te constateren dat de blauwe baret met enige trots werd gedragen. Boze tongen beweerden dat sommigen hem zelfs in bed nog ophielden. Ook was plezierig te constateren dat de publieke opinie sterk voor onze inzet in Joegoslavië was. Zo blokkeerden we tijdens een oefening in Limburg bepaalde wegen om “roadblocks” te kunnen oefenen. Dat zorgde natuurlijk voor files, maar daarop werd met “de duim omhoog” gereageerd. Ook op andere plekken kregen we soortgelijke reacties. Ondertussen ging ook ander werk door. Velen weten niet dat de in te zetten eenheid als eis van de VN minimaal dertig dagen zelfvoorzienend moest zijn. Bovendien had de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS), Luitenant-generaal H.A. Couzy, de richtlijn gegeven dat allereerst moest worden gezorgd voor veilige onderkomens. Vandaar dat vanuit Nederland een grote hoeveelheid houten balken moest worden meegenomen. Door de Luitenant-kolonel W. van Dullemen werd de planning en voorbereiding van het mee te nemen materiaal op minutieuze wijze uitgewerkt, een voortreffelijk stukje werk!!
Toen het moment aanbrak dat de Plaatsvervangend Bevelhebber der Landstrijdkrachten (PBLS), de Generaal-majoor R. Reitsma, naar Zagreb zou gaan om te bespreken waar Dutchbat zou worden ingezet, liet hij zowel de Kolonel Chr. Vermeulen, commandant Dutchbat, als ook mij uitleggen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden waren. Nogmaals heb ik toen heel duidelijk uitgelegd dat de inzet van het Support Command in Midden – Bosnië op maximaal twee dagen rijden vanaf Split én – niet onbelangrijk – optreden in één aaneengesloten gebied met het infanteriebataljon uitgangspunt was. Dat uitgangspunt is onlangs nog eens bevestigd in vrijgekomen notulen van het kabinetsberaad in november 1993! Groot was dan ook de verbazing toen bleek dat in Zagreb inzet van het infanteriebataljon in Srebrenica en – niet te vergeten – ook Zepa, uit de hoge hoed werd getoverd. Aanpassing van de organisatie op deze nieuwe situatie was geen optie, dus bleef er niets anders over dan dit voldongen feit voor lief te nemen. We moesten wel opgewekt verder.
De daarop volgende verkenningsparty o.l.v. de Luitenant-kolonel W. van Dullemen werd geteisterd door sneeuw en ijs, alvast een voorproefje voor later. Met moeite bereikte de party het gebied rond Lukavac en in overleg met de commandant van het Nordic bataljon (Nordbat) viel de keuze op de kolenfabriek in Lukavac als basis voor het Support Command.
En zo vertrok in januari 1994 het kwartiermakersdetachement per trein vanuit ’t Harde. De voorbereiding had lang genoeg geduurd, tijd voor actie. Ik wist toen al dat ik begin mei 1994 weer terug in Apeldoorn moest zijn en kon dan ook niet wachten om te vertrekken. Omdat we in Split op onze spullen moesten wachten, kregen we onderdak in een hotel in Makarska, direct aan de kust en in de zon. Dan oefenen met het omleggen van sneeuwkettingen blijft een bizar gezicht, maar na later bleek wel een bittere noodzaak. Omdat de schepen met onze spullen door pech in de verkeerde volgorde in Split aanmeerden, liepen we extra vertraging op. Gelukkig kon ik 8 februari 1994 naar Lukavac, een heel andere wereld. De kwartiermakers hadden o.l.v. de Majoors G. Schoonderbeek en M. Boeren al een geweldige hoeveelheid werk verzet. De verhalen over de aangetroffen bende logen er niet om. De mij toegewezen werkkamer – de kamer van de directeur – wees ik beleefd af. Veel te ver verwijderd van de operatiekamer (opsroom) en bovendien te protserig in vergelijking met de andere kamers. Ik verkoos een bureau vlak naast de opsroom en mijn slaapplek direct daarbij in de buurt. Later hoorde ik dat er weddenschappen waren afgesloten of ik in de directeurskamer zou gaan zitten. Degenen die mij wat beter kenden, hebben gewonnen!
Vrij snel meldde ik mij bij de gebiedscommandant, C – Nordbat. Het klikte direct. Samenwerken met Zweden, Denen en Noren is dan ook geen enkel probleem; prima collega’s! Samen met de Kolonel Chr. Vermeulen, de commandant van Dutchbat, ben ik o.l.v. C – Nordbat naar Zvornik gereden; een vreemde rit door niemandsland om daar contact te leggen met de bazen van de diverse Servische checkpoints op de route naar Srebrenica. Omdat we de volgende dag toestemming hadden voor een aantal konvooien met vooral genie-materieel, kon ik de heren daar ook mee verrassen, want ze waren daar zelf nog niet van op de hoogte gesteld. Voor zover ik nog weet is het toen ook soepel verlopen, maar dat was eerder uitzondering dan regel. De in december 1993 overeengekomen “Freedom of Movement” bleek een wassen neus. Op een gegeven moment, eind maart 1994, was ik het zo zat dat ik na overleg met VN waarnemers op de route naar Srebrenica een konvooi op pad heb gestuurd zonder toestemming. Dat konvooi heeft uiteindelijk wel Srebrenica bereikt, ook al omdat de Kolonel Chr. Vermeulen het bij het checkpoint “Yellow Bridge” opving en er doorheen loodste. Het heeft wel even geduurd voordat het konvooi weer terugkeerde, maar dat was dan maar zo.
Het Support Command beschikte over een drietal tolken, Vida, Edina en Damir. Met “mijn” tolk Vida – zelf Servische – heb ik uiteraard ook contacten onderhouden met het plaatselijke bestuur van Lukavac. De burgemeester was een sympathieke man, de overige heren zouden mijn vrienden nooit worden. Die waren er alleen op uit overal een slaatje uit te slaan en lieten zich weinig gelegen liggen aan het welzijn van de eigen burgerij. Vida en ik waren op een gegeven moment zo goed op elkaar ingespeeld, dat ze niet eens meer vertaalde wat er werd gezegd. Ik wist dan dat ze alleen hun emoties toonden of – als er weer eens lacherig werd gedaan – van mij wilden weten aan welk type vrouw ik de voorkeur gaf. Dat alles onder het genot van de nodige alcohol (Moslims drinken niet!) en voor mij ranja. Alleen als de imam aanwezig was, zoals aan het eind van de Ramadan, bleven de flessen onder tafel. Mijn beleefdheidsbezoek aan de burgemeester van Tuzla werd ’s avonds op Tuzla tv uitgezonden met de boodschap dat ik had toegezegd de weg naar het vliegveld van Tuzla te herstellen, wat ik uiteraard niet had gezegd, maar dat konden de kijkers niet weten.
De beste herinneringen heb ik aan onze eigen mensen. Natuurlijk, er zit altijd wel een rotte appel tussen. Eentje heb ik een retourvlucht naar Nederland aangeboden, omdat hij met lokale jongelui aan het dealen was. De Marechaussee hield hem in Split al in de gaten en zo kon hij ook op heterdaad worden betrapt. Afvoeren die man!
Maar voor de meesten heb ik bijzonder respect gekregen, ongeacht rang, stand of functie. Nederlandse militairen werken keihard, wachten niet af en tonen eigen initiatief! Geweldig om mee te maken. En dat terwijl een groot aantal beroepsmilitairen bij terugkeer in Nederland niet eens zeker was van een baan omdat hun eenheid werd opgeheven en dienstplichtigen ook bovennormale inspanningen moesten verrichten. Dat zal mij altijd bij blijven. Helaas moest ik eind april 1994 met spoed terug naar Nederland. Mijn vader lag op sterven. Mijn terugreis was van a tot z voorbereid: ik hoefde daar niets aan te doen. De helivlucht naar Split was in één woord: enerverend. Het weer was zo slecht, dat we rond Split door onweersbuien heen moesten vliegen. Van mij hoor je geen (flauwe) grappen meer over “mooiweervliegers”. Wat een prestatie was dat.
Na de begrafenis wilde ik weer zo snel mogelijk terug. Ik voelde me in Nederland helemaal niet happy. Gelukkig kon ik met een rotatievlucht van het transportbataljon mee naar Split. Zodoende kon ik nog een dag of veertien in Lukavac blijven. De avond dat ik op radio Support easy listening muziek mocht draaien, gaf me ook de gelegenheid van elke groep van het Support Command afscheid te nemen. De laatste muziek “Adagio for strings” doet mij ook nu nog steeds terugdenken aan mijn verblijf daar
Het moment van afscheid nemen viel mij zwaar, maar ik moest per se 11 mei 1994 terug. Ik had het geluk dat juist toen minister R. ter Beek op bezoek was, zodat ik kon meevliegen. Het rondje met de heli boven de fabriek was een volslagen verrassing. Terug in Nederland moest ik gelijk aan het werk. De eerste de beste bespreking ergerde ik mij aan het gezeur over in mijn ogen onbelangrijke details en toen ik eind van de week bij een bijeenkomst moest zijn over de vernieuwing van de krijgsmacht ergerde ik mij zo aan wat ik “prietpraat” vond, dat ik gelijk naar huis ben gegaan en toch veertien dagen verlof heb genomen. Aanvankelijk ontkende ik stellig dat ik was veranderd, maar nu nog constateer ik heel regelmatig dat wat er ook gebeurt, het altijd erger kan. Per slot was in Joegoslavië één ding zeker, dat niets zeker was en zelfs dat was niet helemaal zeker. Relativeren dus!
Ook besef ik dat onze slogan:
“Kom gezond weer terug,
doe je werk zo goed mogelijk
en hou een goed gevoel over aan wat je hebt gedaan”
voor ieder persoonlijk een andere inhoud kan hebben.
Alleen voor mezelf sprekend, durf ik te stellen dat ik er een goed gevoel aan heb overgehouden. Ik had het niet willen missen!
Kolonel bd Frans van der Hooft