KOLONEL F.G. VAN DER HOOFT

LUITENANT-KOLONEL W. VAN DULLEMEN

LUITENANT-KOLONEL L.H. HABRAKEN

LUITENANT-KOLONEL D. MODDERMAN

Persoonlijke ervaringen van kolonel bd Frans van der Hooft september 1993 – mei 1994

8 februari 1994 kwam ik samen met dominee D. Langhenkel in Lukavac aan. Vrijwel direct ontplofte vlakbij ons een mortier. Welkom in Lukavac! Welkom in het oorlogsgebied! Geen plek om vrolijk van te worden. Toch was ik blij er te zijn. Eindelijk! Als chef-staf van het Legerkorps Logistiek Commando (LLC) in Apeldoorn was ik al zolang betrokken bij eerdere missies, dat het tijd werd eindelijk zelf daadwerkelijk aan de slag te gaan. Zo was ik o.a. direct betrokken bij de opzet en organisatie van het transportbataljon dat vanuit Busovaca opereerde. Toen duidelijk werd dat Nederland een infanteriebataljon aan de Verenigde Naties wilde aanbieden, werd ik ook betrokken bij de logistieke ondersteuning van dat bataljon met een Support Command.

Dat Support Command kwam niet zomaar “uit de lucht vallen”. Er bestond al de gedachte, wilde je snel in een missiegebied kunnen opereren, dat een goede logistieke buffer van groot belang was. In dezelfde tijd werd ook het legerkorps geherstructureerd met het gevolg dat het LLC zou worden opgeheven en de bataljons daarvan zouden worden omgevormd en in de organisatie van de Eerste Divisie (1 Div) worden opgenomen. Ook was de oprichting van een Support Command voorzien met het doel, waar ook ter wereld, snel een logistieke basis te vormen, samengesteld uit diverse logistieke eenheden al naar gelang van de behoefte ter plaatse. De inzet van een operationele eenheid zou daardoor ook sneller kunnen plaats vinden was de gedachte. Vandaar ook de termen “any place, any time” in het logo.

Voordat daadwerkelijk sprake was van de inzet in Joegoslavië zijn in 1993 diverse opties uitgewerkt. We zijn begin 1993 ook nog in Doorn geweest, omdat aflossing van de mariniers in Cambodja een mogelijke optie was. Maar naarmate de tijd vorderde werd inzet in Joegoslavië steeds waarschijnlijker. Eind augustus 1993 werd aan “Den Haag” de organisatie van het Support Command aangeboden. Heel duidelijk werd daarbij aangegeven dat bij de samenstelling van de organisatie was uitgegaan van inzet in Midden-Bosnië op maximaal twee dagen rijden van Split en – heel belangrijk – samen met het infanteriebataljon in één aaneengesloten gebied. Dutchbat was een feit!

Begin september 1993 bood de minister van Defensie, R. ter Beek, Dutchbat aan de Verenigde Naties aan voor inzet in Joegoslavië. Uitgaande van inzet in januari 1994 moest uiterlijk begin oktober 1993 worden begonnen met de samenstelling van het Support Command. Drie maanden voorbereidingstijd waren minimaal nodig voor werving, selectie en opleiding van het personeel. Naast het beroepspersoneel was namelijk ook veel dienstplichtig personeel nodig en dat personeel kon alleen op vrijwillige basis worden uitgezonden. Goed was te zien, dat zich veel vrijwilligers aanmeldden, zodat er ook ruim voldoende keuzemogelijkheid was. De opleiding van het Support Command startte op vier locaties, te weten Soesterberg (Technische dienst), Ermelo (Geneeskundige dienst), Wezep (Genie) en Grave (overig logistiek personeel).

Goed was te constateren dat de blauwe baret met enige trots werd gedragen. Boze tongen beweerden dat sommigen hem zelfs in bed nog ophielden. Ook was plezierig te constateren dat de publieke opinie sterk voor onze inzet in Joegoslavië was. Zo blokkeerden we tijdens een oefening in Limburg bepaalde wegen om “roadblocks” te kunnen oefenen. Dat zorgde natuurlijk voor files, maar daarop werd met “de duim omhoog” gereageerd. Ook op andere plekken kregen we soortgelijke reacties. Ondertussen ging ook ander werk door. Velen weten niet dat de in te zetten eenheid als eis van de VN minimaal dertig dagen zelfvoorzienend moest zijn. Bovendien had de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS), Luitenant-generaal H.A. Couzy, de richtlijn gegeven dat allereerst moest worden gezorgd voor veilige onderkomens. Vandaar dat vanuit Nederland een grote hoeveelheid houten balken moest worden meegenomen. Door de Luitenant-kolonel W. van Dullemen werd de planning en voorbereiding van het mee te nemen materiaal op minutieuze wijze uitgewerkt, een voortreffelijk stukje werk!!

Toen het moment aanbrak dat de Plaatsvervangend Bevelhebber der Landstrijdkrachten (PBLS), de Generaal-majoor R. Reitsma, naar Zagreb zou gaan om te bespreken waar Dutchbat zou worden ingezet, liet hij zowel de Kolonel Chr. Vermeulen, commandant Dutchbat, als ook mij uitleggen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden waren. Nogmaals heb ik toen heel duidelijk uitgelegd dat de inzet van het Support Command in Midden – Bosnië op maximaal twee dagen rijden vanaf Split én – niet onbelangrijk – optreden in één aaneengesloten gebied met het infanteriebataljon uitgangspunt was. Dat uitgangspunt is onlangs nog eens bevestigd in vrijgekomen notulen van het kabinetsberaad in november 1993! Groot was dan ook de verbazing toen bleek dat in Zagreb inzet van het infanteriebataljon in Srebrenica en – niet te vergeten – ook Zepa, uit de hoge hoed werd getoverd. Aanpassing van de organisatie op deze nieuwe situatie was geen optie, dus bleef er niets anders over dan dit voldongen feit voor lief te nemen. We moesten wel opgewekt verder.

De daarop volgende verkenningsparty o.l.v. de Luitenant-kolonel W. van Dullemen werd geteisterd door sneeuw en ijs, alvast een voorproefje voor later. Met moeite bereikte de party het gebied rond Lukavac en in overleg met de commandant van het Nordic bataljon (Nordbat) viel de keuze op de kolenfabriek in Lukavac als basis voor het Support Command.

En zo vertrok in januari 1994 het kwartiermakersdetachement per trein vanuit ’t Harde. De voorbereiding had lang genoeg geduurd, tijd voor actie. Ik wist toen al dat ik begin mei 1994 weer terug in Apeldoorn moest zijn en kon dan ook niet wachten om te vertrekken. Omdat we in Split op onze spullen moesten wachten, kregen we onderdak in een hotel in Makarska, direct aan de kust en in de zon. Dan oefenen met het omleggen van sneeuwkettingen blijft een bizar gezicht, maar na later bleek wel een bittere noodzaak. Omdat de schepen met onze spullen door pech in de verkeerde volgorde in Split aanmeerden, liepen we extra vertraging op. Gelukkig kon ik 8 februari 1994 naar Lukavac, een heel andere wereld. De kwartiermakers hadden o.l.v. de Majoors G. Schoonderbeek en M. Boeren al een geweldige hoeveelheid werk verzet. De verhalen over de aangetroffen bende logen er niet om. De mij toegewezen werkkamer – de kamer van de directeur – wees ik beleefd af. Veel te ver verwijderd van de operatiekamer (opsroom) en bovendien te protserig in vergelijking met de andere kamers. Ik verkoos een bureau vlak naast de opsroom en mijn slaapplek direct daarbij in de buurt. Later hoorde ik dat er weddenschappen waren afgesloten of ik in de directeurskamer zou gaan zitten. Degenen die mij wat beter kenden, hebben gewonnen!

Vrij snel meldde ik mij bij de gebiedscommandant, C – Nordbat. Het klikte direct. Samenwerken met Zweden, Denen en Noren is dan ook geen enkel probleem; prima collega’s! Samen met de Kolonel Chr. Vermeulen, de commandant van Dutchbat, ben ik o.l.v. C – Nordbat naar Zvornik gereden; een vreemde rit door niemandsland om daar contact te leggen met de bazen van de diverse Servische checkpoints op de route naar Srebrenica. Omdat we de volgende dag toestemming hadden voor een aantal konvooien met vooral genie-materieel, kon ik de heren daar ook mee verrassen, want ze waren daar zelf nog niet van op de hoogte gesteld. Voor zover ik nog weet is het toen ook soepel verlopen, maar dat was eerder uitzondering dan regel. De in december 1993 overeengekomen “Freedom of Movement” bleek een wassen neus. Op een gegeven moment, eind maart 1994, was ik het zo zat dat ik na overleg met VN waarnemers op de route naar Srebrenica een konvooi op pad heb gestuurd zonder toestemming. Dat konvooi heeft uiteindelijk wel Srebrenica bereikt, ook al omdat de Kolonel Chr. Vermeulen het bij het checkpoint “Yellow Bridge” opving en er doorheen loodste. Het heeft wel even geduurd voordat het konvooi weer terugkeerde, maar dat was dan maar zo.

Het Support Command beschikte over een drietal tolken, Vida, Edina en Damir. Met “mijn” tolk Vida – zelf Servische – heb ik uiteraard ook contacten onderhouden met het plaatselijke bestuur van Lukavac. De burgemeester was een sympathieke man, de overige heren zouden mijn vrienden nooit worden. Die waren er alleen op uit overal een slaatje uit te slaan en lieten zich weinig gelegen liggen aan het welzijn van de eigen burgerij. Vida en ik waren op een gegeven moment zo goed op elkaar ingespeeld, dat ze niet eens meer vertaalde wat er werd gezegd. Ik wist dan dat ze alleen hun emoties toonden of – als er weer eens lacherig werd gedaan – van mij wilden weten aan welk type vrouw ik de voorkeur gaf. Dat alles onder het genot van de nodige alcohol (Moslims drinken niet!) en voor mij ranja. Alleen als de imam aanwezig was, zoals aan het eind van de Ramadan, bleven de flessen onder tafel. Mijn beleefdheidsbezoek aan de burgemeester van Tuzla werd ’s avonds op Tuzla tv uitgezonden met de boodschap dat ik had toegezegd de weg naar het vliegveld van Tuzla te herstellen, wat ik uiteraard niet had gezegd, maar dat konden de kijkers niet weten.

De beste herinneringen heb ik aan onze eigen mensen. Natuurlijk, er zit altijd wel een rotte appel tussen. Eentje heb ik een retourvlucht naar Nederland aangeboden, omdat hij met lokale jongelui aan het dealen was. De Marechaussee hield hem in Split al in de gaten en zo kon hij ook op heterdaad worden betrapt. Afvoeren die man!

Maar voor de meesten heb ik bijzonder respect gekregen, ongeacht rang, stand of functie. Nederlandse militairen werken keihard, wachten niet af en tonen eigen initiatief! Geweldig om mee te maken. En dat terwijl een groot aantal beroepsmilitairen bij terugkeer in Nederland niet eens zeker was van een baan omdat hun eenheid werd opgeheven en dienstplichtigen ook bovennormale inspanningen moesten verrichten. Dat zal mij altijd bij blijven. Helaas moest ik eind april 1994 met spoed terug naar Nederland. Mijn vader lag op sterven. Mijn terugreis was van a tot z voorbereid: ik hoefde daar niets aan te doen. De helivlucht naar Split was in één woord: enerverend. Het weer was zo slecht, dat we rond Split door onweersbuien heen moesten vliegen. Van mij hoor je geen (flauwe) grappen meer over “mooiweervliegers”. Wat een prestatie was dat.

Na de begrafenis wilde ik weer zo snel mogelijk terug. Ik voelde me in Nederland helemaal niet happy. Gelukkig kon ik met een rotatievlucht van het transportbataljon mee naar Split. Zodoende kon ik nog een dag of veertien in Lukavac blijven. De avond dat ik op radio Support easy listening muziek mocht draaien, gaf me ook de gelegenheid van elke groep van het Support Command afscheid te nemen. De laatste muziek “Adagio for strings” doet mij ook nu nog steeds terugdenken aan mijn verblijf daar

Het moment van afscheid nemen viel mij zwaar, maar ik moest per se 11 mei 1994 terug. Ik had het geluk dat juist toen minister R. ter Beek op bezoek was, zodat ik kon meevliegen. Het rondje met de heli boven de fabriek was een volslagen verrassing. Terug in Nederland moest ik gelijk aan het werk. De eerste de beste bespreking ergerde ik mij aan het gezeur over in mijn ogen onbelangrijke details en toen ik eind van de week bij een bijeenkomst moest zijn over de vernieuwing van de krijgsmacht ergerde ik mij zo aan wat ik “prietpraat” vond, dat ik gelijk naar huis ben gegaan en toch veertien dagen verlof heb genomen. Aanvankelijk ontkende ik stellig dat ik was veranderd, maar nu nog constateer ik heel regelmatig dat wat er ook gebeurt, het altijd erger kan. Per slot was in Joegoslavië één ding zeker, dat niets zeker was en zelfs dat was niet helemaal zeker. Relativeren dus!

Ook besef ik dat onze slogan:

Kom gezond weer terug,

doe je werk zo goed mogelijk

en hou een goed gevoel over aan wat je hebt gedaan”

voor ieder persoonlijk een andere inhoud kan hebben.

 

Alleen voor mezelf sprekend, durf ik te stellen dat ik er een goed gevoel aan heb overgehouden. Ik had het niet willen missen!

Kolonel bd Frans van der Hooft

Persoonlijke ervaringen van kolonel bd Willem van Dullemen september 1993 – juli 1994

Je komt anders terug’. Zo luidde de titel van het boek van Majoor Wondergem die de veranderingen beschreef die hij onderging gedurende een uitzending als waarnemer van de Verenigde Naties (VN). Nu niets nieuws, maar zijn relaas trok in 1993 veel aandacht. Die veranderingen betroffen vooral de persoon, zoals bij de meesten, niet zozeer het werk. Voor mij had de uitzending in 1994 met het Support Command (SptCmd) naar het voormalige Joegoslavië niet alleen als mens, maar ook voor mijn verdere werkzame leven grote gevolgen. Vanaf het moment van terugkeer uit Lukavac heb ik alleen nog functies bekleed die grotendeels of geheel waren gewijd aan crisisoperaties. In het voormalig Joegoslavië heb ik een ‘uitzendingsbacterie’ ingeslikt, waarvan ik nog steeds niet ben genezen. Ik vond en vind het schitterend, dankbaar en uitdagend werk, soms frustrerend, maar voor een zeer goed doel: het leven van tientallen miljoenen mensen een beetje beter te maken en ze hoop te geven voor de toekomst.

Naast functies inzake crisisbeheersing in Nederland was ik voor zes maanden tewerkgesteld als G3 Operations in het Hoofdkwartier van de NAVO Stabilization Force in Sarajevo, heb twee jaar voor de VN in het Midden-Oosten gediend en de laatste twaalf jaar werkte ik op het VN Hoofdkwartier in New York, in het militaire bureau van het Departement voor Vredesoperaties. De laatste acht jaar als burger medewerker, de eerste vier jaar als officier in actieve dienst, met als taak het monitoren van de militaire operaties van de ongeveer 100.000 militaire blauwhelmen, in grootte variërend van 16 tot 22 missies, verspreid over vier continenten. De inzichten en ervaringen van nu op het gebied van vredesoperaties bieden de mogelijkheid om onze uitzending van 1994 wat meer in perspectief te zien en om aan te geven hoe bepaalde uitdagingen thans het hoofd wordt geboden. Mijn grootste uitdagingen als Plaatsvervangend Commandant (Plv C) en C-SptCmd treft u hieronder aan, met vooral aandacht voor de voorbereiding van de uitzending, de opbouwoperatie en eerste weken.

De ontplooiing van iedere eerste rotatie is van huis uit een hele klus, ongeacht het mandaat van de missie, het operatiegebied of het jaargetijde. Er zijn geen voorgangers, geen geïdentificeerde en geleerde lessen, alles is nieuw. Voor ons kwamen daar nog talrijke andere omstandigheden bij die onze ontplooiing zo buitengewoon uitdagend maakten. In de eerste plaats had de krijgsmacht sinds de terugtrekking uit Libanon in 1983 in al zijn geledingen, en in alle rangen en standen, veel kennis en ervaring op het gebied van VN vredesoperaties verloren. We wisten alles van de Noord-Duitse laagvlakte en van mogelijk oprukkende Warschau Pact legers, maar, na de val van de Berlijnse muur, was de omslag van gebiedsverdediging naar vredesoperaties in alle facetten (doctrine, personeel, middelen, organisatie en training) nog maar net ingezet en zeker niet ingebed. En we hadden maar beperkte relevante kennis van mogelijke nieuwe inzetgebieden.

Voorts waren zowel het SptCmd als het Infanteriebataljon (Infbat) nieuwe eenheden die niet of nauwelijks operationeel waren getest. Alsof je, toen je net kon fietsen, werd gevraagd aan de Tour de France deel te nemen, te beginnen met een zware bergetappe. We kenden elkaar ook niet zo goed, het SptCmd bestond uit diverse compagniën alle afkomstig van verschillende moedereenheden, vaak ver (naar NLD maatstaven) van de commandostaf in Grave verwijderd. En zelfs die compagniën waren niet altijd organiek, hetzelfde gold voor de staf van het SptCmd. Dat maakte gezamenlijke trainingen en het op elkaar ingespeeld raken tamelijk lastig. Ook moest de KL de invoering van het nieuwe containerconcept nog voltooien, hetgeen onder andere betekende dat nog niet voldoende containervoertuigen beschikbaar waren. Dit waren complexe zaken waar we mee te maken hadden in de voorbereidingsperiode.

Een belangrijk deel van de voorbereiding was de verkenning. In de laatste weken van 1993 was ik aangesteld als leider van een team dat op pad werd gestuurd om een locatie voor het SptCmd te verkennen. Een voor ons onbekend gebied, geteisterd door enorme kou en sneeuwval, en de dreiging van oorlogshandelingen. En van mijnen, waarover werd gezegd dat ze her en der verspreid lagen en die vanwege de sneeuw niet zichtbaar waren, de schrik van iedereen. De ‘Belgische’ aanpak van voorzichtige stapjes op de voorvoeten met je vingers in je oren, kwam niet erg vertrouwenwekkend over. Het vinden van een geschikte locatie voor het SptCmd met vele tientallen, veelal grote voertuigen, de ruimteverslindende brandstofvoorzieningsinstallaties en de honderden containers was geen sinecure. De meest geschikte plekken waren al ingenomen door buitenlandse eenheden en zo kwamen we op aanraden van de VN bij een fabriek in Lukavac uit, die qua ruimte en beveiligingsmogelijkheden aan de eisen voldeed.

Het was van begin af aan duidelijk dat het milieu in Bosnië-Herzegovina niet de hoogste prioriteit had en de fabriek vormde daar geen uitzondering op. Dat waren we tijdens onze oefeningen in (West) Duitsland niet gewend, een milieu expert was daar net zo overbodig als schaatsen in de Sahara. Zo niet in Lukavac, dergelijke expertise had tijdig veel zorgen over de bodem- en luchtgesteldheid kunnen wegnemen of maatregelen kunnen voorstellen. Nu maakt een milieu-expert, terecht, vrijwel altijd deel uit van een verkenningsteam. Overigens, vandaag-de-dag, meer en meer, is het de VN die locaties bepaalt. Vaak worden grote kampen gecreëerd, dikwijls in open terrein, met soms wel met 2000 militairen, wat natuurlijk grote schaalvoordelen oplevert. Alleen al aan bewakings- en beveiligingspersonneel wordt hierdoor flink bespaard, hetgeen militairen vrijmaakt voor operationele taken buiten de poort. In de Lukavac situatie zouden bijvoorbeeld zowel het SptCmd als de Noorse medische eenheid in de nabijgelegen Blue Factory kunnen hebben geprofiteerd van co-locatie.

Alleen al over de opbouwoperatie zou een dik boek kunnen worden geschreven. Dat heeft me de eerste twee maanden van 1994 dag en nacht beziggehouden, met soms een hoge mate van frustratie, maar anderzijds met een enorme bewondering voor de prestaties van onze chauffeurs. Diverse factoren maakten het overbrengen van de militairen, het materieel en de voorraden vanuit diverse locaties in Nederland naar de eindbestemming in Srebrenica en Lukavac een monumentale klus. Het betrof 1250 militairen, 250 containerladingen, 300 woon-en sanitaircontainers, 1000 kub hout en 6000 goederenzakken, verdeeld over treinen en schepen. Die operatie was in detail voorbereid, vooral rekening houdend met de eerste behoeften in het missiegebied. Die spullen bevonden zich in het schip dat als eerste uit Nederland vertrok. Helaas trad vertraging op als gevolg van panne, waardoor het schip dat als tweede vertrok als eerste in Split moest worden gelost. De inhoud betrof vooral spullen die we op de middellange termijn nodig hadden zoals grote aantallen reservebanden, reservedelen en prikkeldraad. Dat was de eerste grote tegenvaller.

Het grootste probleem was echter het gebrek aan transportcapaciteit. In september 1993 was de organisatietabel – personele en materiële middelen – vastgesteld. Toen wisten we nog niet dat ons operatiegebied in Oost-Bosnie lag, op de grootst mogelijke afstand van Split. De organisatietabel was onder meer gebaseerd op de aanname dat het twee dagen zou kosten om van de locatie van het SptCmd naar de logistieke basis in Split te rijden. Nadat ons uiteindelijke operatiegebied was vastgesteld werd duidelijk dat die aanname met een factor drie moest worden aangepast. Helaas was het niet mogelijk meer transportmiddelen in de organisatie op te nemen, hoewel een eenvoudige rekensom leerde dat het met de geplande beschikbare aantallen voertuigen 40 weken zou duren voordat de laatste spulletjes in Lukavac of Srebrenica zouden arriveren. De defensieleiding had afspraken gemaakt met andere landen over transportsteun, maar hier kwam in de praktijk niet erg veel van terecht.

En als die steun plaatsvond, dan was dat slechts over een deel van het traject Split – Lukavac, ergens onderweg werden de containers weer afgeladen, met als resultaat dat onze containers op een zeker moment over verscheidene locaties (zoals Gorni Vakuf, Vitez, Santici en Visoko) waren verspreid. Gezien de gebrekkige communicatiemiddelen (althans met de kennis van vandaag) was het lastig om bij te houden wat waar stond en wat er precies in die containers zat. Een uit Nederland ingevlogen generaal leerde op harde wijze de grenzen kennen van zijn invloed in de VN-gemeenschap en kon het transportprobleem ook niet oplossen. Vanzelfsprekend beïnvloedde deze situatie niet het alleen SptCmd, maar ook het Infbat – onze klant – uitte grote zorgen over het uitblijven van de zo broodnodige aanvoer. Ik ervoer die periode soms als een echte nachtmerrie, een van de lastigste operaties die ik als militair heb meegemaakt.

Onze chauffeurs waren absolute sterren. De route van Split naar Lukavac ging grotendeels over smalle geitenpaden, met steiloplopende haarspeldbochten en met ravijnen op slechts enige deci- of zelfs centimeters afstand. Vele duizenden kilometers zijn onder deze omstandigheden afgelegd, met een minimum aan ongevallen, een absolute topprestatie. En met af en toe een engeltje op het voertuigdak. Ik was ook altijd enorm onder de indruk van motivatie, eigen initiatief en vindingrijkheid van onze soldaten en korporaals. Bij pech of bij een te laag tunneltje in een berg, werd er niet op aanwijzingen van kaderleden gewacht, maar werd het probleem op eigen initiatief opgelost, bijvoorbeeld door banden te ontluchten, waardoor de voertuigen zo laag werden dat de hindernis probleemloos kon worden genomen. Schitterend, de kracht van Nederlandse militairen ten opzichte van veel buitenlandse collega’s.

Frustrerend was natuurlijk ook de stagnerende opvoer naar Srebrenica. We kregen maar mondjesmaat toestemming van de strijdende partijen de voorraden op peil te brengen en houden, en sommige artikelen waren helemaal taboe. Soms kwam er onverwachts toestemming, bijvoorbeeld net op een dag dat een groot konvooi van een zware en vermoeiende rit van Split terugkwam. Het rijtijdenbesluit stond niet toe dat de chauffeurs een paar uur later een lange rit door onherbergzaam gebied naar Srebrenica zouden maken. Dat was voor mij een groot dilemma. Ik kon het Infbat niet in de steek laten, maar kon ook geen onverantwoorde risico’s nemen met onze chauffeurs. We riepen alle chauffeurs en kaderleden bij elkaar en vrijwel allen meldden zich vrijwillig voor de rit naar Srebrenica. Weer een bewijs van de geweldige motivatie. We laadden alles wat nodig was in de voertuigen, vond dat ik zelf mee moest en gingen vervolgens in het midden van de nacht op pad. Ik was heel opgelucht en trots toen C-Infbat, Kolonel Vermeulen, ons aan de poort opwachtte. Ook een beetje vrolijk, dat kwam wellicht door de slivovitsj dat ik geacht werd te nuttigen bij de diverse Bosnisch-Servische check points, te beginnen rond half tien ’s morgens.

Er is nog zoveel meer aan het papier toe te vertrouwen, ook leuke en fijne zaken. Een soldaat meldde dat zijn echtgenote op punt stond te bevallen. We konden toen in een recordtempo vervoer organiseren naar Nederland en hij kwam net op tijd aan om de bevalling mee te maken. Dat gaf een heel goed gevoel. Met veel plezier denk ik terug aan de Koninginnedagviering op 30 april, samen met inwoners van Lukavac, bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders, zoals Minister Ter Beek (‘Ik zie niets’. ‘Oh, Excellentie, U moet de kleppen van de verrekijker verwijderen’) en Minister-President Lubbers (werkte tot 2 uur ’s nachts en stond vrolijk om 6 uur weer op). De aandacht van de schrijvende en andere media, de trots van de familie als je op TV kwam. Ook de samenwerking in de Staf van het SptCmd, inclusief de gedragswetenschappelijke experts en geestelijke verzorgers, gaf me veel voldoening. En wat heb ik veel geleerd van Kolonel van der Hooft. Ook de interactie met de locale medewerkers, vertalers, schoonmaakpersoneel etc, vond ik erg prettig. Die mensen en hun medeburgers verdienen zoveel beter dan een vuile oorlog. Ze leven in een prachtig land, vooral vanuit de helicopter waren de uitzichten indrukwekkend. Zoveel ruimte voor iedereen, zo leek het, waarom elkaar zo naar het leven staan?

Was de eerste rotatie van het SptCmd een succes? Ik denk van wel. Twee criteria zijn bepalend: hebben we onze taak goed uitgevoerd, en zijn we in de zomer van 1994 met zijn allen weer heelhuids naar Nederland teruggekeerd. We hebben alles gedaan om het Infbat te steunen. Gezien de moeilijke omstandigheden was het niet of nauwelijks mogelijk nog meer te doen. We hebben een ernstig ongeluk moeten betreuren, met serieuze verwondingen voor één van onze koporaals. De eerste rotatie van het SptCmd is verder gezond van lijf en leden naar Nederland teruggekeerd, voor zover mij bekend. Ik denk wel dat iedereen anders terug is gekomen, ik hoop van ganser harte in positieve zin en dat de ervaringen in het voormalig Joegoslavië ieders leven hebben verrijkt.

Ik kijk er echt naar uit om, ook, of misschien wel juist, na 25 jaar met ons allen nog eens die laatste maanden van 1993 en de eerste helft van 1994 onder de loep te nemen, ervaringen te delen en te zien waartoe dit allemaal heeft geleid. Tot ziens op 18 mei!!

Kolonel bd Willem van Dullemen

Een persoonlijke terugblik door kolonel bd Loek Habraken juli – december 1994

Brieven schrijven is nooit mijn favoriete bezigheid geweest. In de vele jaren die voorafgingen aan mijn uitzending naar Bosnië – Herzegovina in de 2e helft van 1994 heb ik slechts in een zeer gering aantal gevallen mijn ervaringen aan het papier toevertrouwd. Door het logischerwijs ontbreken van de huidige social media gaf ik vaak de voorkeur aan de telefoon. Toch staat er op een kast in mijn studeerkamer een grote archiefdoos met vele tientallen brieven die ik gedurende mijn uitzending met het Support Command aan mijn thuisfront heb geschreven. Met maar één simpele reden: er was geen alternatief voorhanden. En dus restte mij niet anders dan gedurende de bijna zes maanden van mijn uitzending elke avond omstreeks 22.00 uur de ervaringen van die dag op papier te zetten en met de veldpost naar Nederland te sturen. Weliswaar kon er met een strikt regiem één keer in de zoveel tijd gedurende een zeer korte tijd (1 minuut per persoon per keer, geloof ik) naar huis worden gebeld (er hing een secondeteller naast het telefoontoestel in een van triplex opgetrokken geïmproviseerde telefooncel), maar van die mogelijkheid heb ik geen gebruik gemaakt.

Informatie van het thuisfront (echtgenote en twee zoons van toen zes en acht jaar) was belangrijk, want mijn aanwijzing voor de uitzending kwam als een donderslag bij heldere hemel en mijn vrouw was niet onmiddellijk voor het idee te vinden. Dat van die donderslag duidt er overigens op dat uitzendingen toen absoluut geen deel uitmaakten van het militaire gedachtegoed, want ik was ruim drie jaar bataljonscommandant in Garderen geweest, was medio 1994 aan een nieuwe functie toe, maar had geen moment gedacht aan de missie in het voormalige Joegoslavië.

Ook in de zin van militaire voorbereiding, opwerken, teamvorming en andere nu als volkomen normaal beschouwde aspecten van een uitzending moest het militaire wiel voor een belangrijk deel toen nog worden uitgevonden. Het Support Command waarover ik van eind juni tot eind november 1994 het commando mocht voeren, was geen organiek samengestelde eenheid, maar bestond uit beroepsmilitairen en vrijwillig dienende dienstplichtige militairen uit alle geledingen en afkomstig van alle wapens en dienstvakken. Tot overmaat van ramp roteerde elke twee maanden 1/3 deel van het totale personeelsbestand, zodat ik slechts de militairen die met mijn rotatie (L 3) opkwamen de gehele periode van mijn uitzending heb meegemaakt, 1/3 deel gedurende vier maanden en de overigen slechts twee maanden. Die gecompliceerde beginsituatie heeft echter niet verhinderd dat ik met groot genoegen terugkijk op de vijf maanden van mijn uitzending. Het voert te ver om die periode in detail en van dag tot dag te beschrijven (hoewel ik aan de hand van mijn dagboekbrieven ver zou komen, veronderstel ik) aangezien er elders op deze website veel verhalen en foto’s te vinden zijn.

Als ik terugkijk op die uitzending, merk ik wel dat de werkzaamheden van het Support Command altijd zijn beschreven als afgeleide van de respectievelijke DUTCHBAT’s. Dat komt natuurlijk omdat het Support Command feitelijk onderdeel van DUTCHBAT was, maar ook en vooral vanwege de uitgebreide maatschappelijke betrokkenheid bij en belangstelling voor de DUTCHBAT’s. Hoewel op zich begrijpelijk, is het goed om in 2019 stil te staan bij onze eigen uitzending, die op mij en op alle deelnemende militairen, veronderstel ik, om een aantal redenen een grote indruk heeft gemaakt. Natuurlijk was er in de eerste plaats de abrupte overgang van ons mooie gereguleerde landje naar een land in chaos, de beruchte geitenpaden en de kapotgeschoten huizen van de lokale bevolking. Van onze vertrouwde omgeving met familie, vrienden en bekenden naar een compound, die hoewel – dankzij onze voorgangers(!) – uiteindelijk redelijk comfortabel, toch de vergelijking met ons thuisfront absoluut niet kon doorstaan, zeker niet omdat – wat mijn rotatie betreft – de zomervakantie er gelijk bij inschoot.

Voor mij persoonlijk was er de uitdaging om te werken in een multinationale (VN) omgeving, met een Deense baas, collega-commandanten uit o.m. Noorwegen, Pakistan en Fiji, voortdurend oog te hebben voor de door de VN nagestreefde neutraliteit (o.a. bij de inzet van burgers uit omringende dorpen op de compound) en tegelijkertijd met een mij grotendeels onbekende staf de bonte mengeling van ruim 400 militairen afkomstig uit vrijwel alle geledingen van de Nederlandse krijgsmacht en in een voortdurend wisselende samenstelling op een zinvolle, prettige en vooral veilige manier hun taken te laten vervullen. Iets wat ik overigens met het grootst mogelijke genoegen heb gedaan en waar ik veel voldoening aan heb overgehouden.

Ons verblijf daar was niet van gevaar ontbloot en hoewel de vergelijking met latere uitzendingen naar bijv. Afghanistan mank gaat (zoals elke vergelijking met andere uitzendingen mank gaat), was het in die beginjaren van het conflict in Bosnië – Herzegovina eigenlijk gewoon oorlog op bescheiden schaal, zijn we beschoten, met stenen bekogeld, tegen onze wil vastgehouden (sommigen zeggen: gegijzeld) en heeft men ons vaak opzettelijk verhinderd onze logistieke taken naar behoren uit te voeren! Die tegenslagen en risico’s maakten echter dat de onderlinge band met de dag sterker werd. Ook al omdat direct bleek dat we elkaar allemaal hard nodig hadden. Aan die samenwerking met en tussen iedereen, 24 uur per dag en zeven dagen in de week behoud ik zoals gezegd – tot op de dag van vandaag – nog de mooiste herinneringen.

Maar het is natuurlijk niet allemaal zonder slag of stoot verlopen. De vele transporten, over de reeds genoemde geitenpaden van LUKAVAC via een overnachting bij 1 (NL/BE) UN Tbat in BUSOVACA of bij CANBAT naar de havenstad SPLIT en vandaar uit via PODROMANIA en de luchthaven van SARAJEVO (snipers) via YELLOW BRIDGE naar SREBRENICA en de dagen daarop dezelfde route weer terug, waren niet zonder risico. De infrastructuur (slechte wegen, helemaal geen wegen en veel te lage tunneltjes) was gewoon belabberd, de weersomstandigheden vaak matig tot slecht en de lokale bevolking onderweg was ons niet altijd goed gezind. In de tijd nam ook het aantal weigeringen van de Serviërs toe om ons toestemming weggebruik te verlenen, waardoor we veelvuldig (door het lange wachten op die ‘clearances’) onze inmiddels bedorven voorraden konden weggooien en bijna letterlijk met lege handen moesten terugkeren om het vanuit LUKAVAC opnieuw te proberen (en we onze collega’s van DUTCHBAT dus niet konden bevoorraden).

Dat machteloze gevoel om speelbal te zijn van strijdende partijen en de burgerbevolking te zien lijden, zonder daar wat aan te kunnen of mogen doen, heeft bij velen van ons diepe sporen nagelaten en er zijn er die daar tot op de dag van vandaag mee worstelen. Daarnaast hebben we (gelukkig op bescheiden schaal, maar daarom niet minder ingrijpend voor de betrokken militairen) te maken gehad met fysiek geweld, zonder dat daarbij overigens dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Ik herinner de aanslag op (m.u.v. de chauffeurs) gelukkig lege VN-bussen en de gijzeling van een konvooi tijdens mijn rotatiewisseling eind november. Zelf heb ik overigens ook een aantal dagen tegen mijn zin in SREBRENICA doorgebracht, omdat het konvooi waarin ik meereed geen toestemming kreeg om de compound te verlaten. Via een verlofgangers-konvooi van DUTCHBAT II ben ik uiteindelijk naar ZAGREB ‘ontsnapt’ en van daaruit in mijn militaire outfit compleet met helm, scherfvest en pistool met een reguliere civiele vlucht naar SPLIT teruggekeerd (over bijzondere ervaringen gesproken).

En niet alleen de chauffeurs en de konvooicommandanten hadden het moeilijk, ook op de compound zélf was het behelpen voor iedereen, dagelijks improviseren om er het beste van te maken: van de bevoorrading van de meest uiteenlopende zaken voor de mannen en vrouwen van DUTCHBAT (onze buren, de compagnie in SIMIN HAN of verder weg in SREBRENICA) of simpelweg voor eigen behoeften, het keukenpersoneel, de veldpost, ons eigen bouwbedrijf: de Genisten, het helikopterdetachement van de Kon Luchtmacht, de collega’s van de Kon Marechaussee, het maatschappelijk werk, de geestelijke verzorging, de sport- en ontspanningsmogelijkheden, het onderhoud van al dat materieel en de reservedelen- voorziening, de geneeskundige zorg, de administratieve ondersteuning met een eigen reisbureau, kapsalon en PX-shop en niet te vergeten de staf van het Support Command, die klokrond voor alles en iedereen een oplossing probeerde te vinden. Het werd al snel een soepel draaiend geheel, waarbij we zonder uitzondering 24 uur per etmaal trachtten er het beste van te maken.

Dat dat ook is gelukt mag blijken uit de vele tevreden bezoekende autoriteiten die we op de compound mochten begroeten. Ik herinner me in dat verband het bezoek van de minister van Defensie, die op een zondag (onze ‘rustdag’) arriveerde en werd begroet door een grote menigte nieuwsgierige militairen in de meest vreemde civiel-militaire outfits, want op die rustdag was het tenue vrij (met persoonlijk wapen op de man/vrouw). Hij kon het gelukkig wel waarderen. Grote vraag voor mij blijft nog steeds: waar is die speciaal voor mij vervaardigde grote houten stoel gebleven? (waar ook minister Voorhoeve op heeft gezeten). Om al de hiervoor genoemde redenen (en nog een paar meer) is het goed om reünies te organiseren en bij te wonen, de verhalen nogmaals te vertellen en onze gezamenlijke ervaringen te delen met iedereen die ‘er bij was’, omdat alleen wij kunnen begrijpen hoe het er echt is geweest.

Ik hoop om die reden dus heel veel bekende en onbekende gezichten te ontmoeten tijdens de reünie op zaterdag 18 mei 2019.

Kolonel bd Loek Habraken

Persoonlijke ervaringen van luitenant-kolonel bd Dick Modderman november 1994 – mei 1995

In september 1994 moest ik plotseling bij mijn afdelingshoofd verschijnen die mij mededeelde dat ik uitgezonden zou worden naar voormalig Joegoslavië. Ik had weliswaar begin 90-er jaren de keus gemaakt om binnen de Kon Landmacht te blijven en het risico zou lopen uitgezonden te worden, maar toch, een uitzending als deze kwam als een volslagen verrassing. Ik vervulde in die tijd de functie van Hoofd Sectie BOSCO bij de DMKL en dacht wel aan ooit een uitzending als waarnemer, maar niet als Commandant van het Support Command. Er waren in mijn ogen nog genoeg collega’s binnen het parate Legerkorps die hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Maar het liep toch anders dan gedacht. Voor mijn gezin, met 3 opgroeiende kinderen in de leeftijd van 19, 17 en 12 jaar, was het echt een donderslag bij heldere hemel. Het werd gelukkig wel snel goed opgepakt als het risico dat bij het vak hoorde. Ik moest na deze mededeling alles letterlijk uit mijn handen laten vallen en me gaan concentreren op mijn komende uitzending. Gesprekken met de Crisisstaf, VNprocedures, cursus intensief Engels, opleiding Ossendrecht enz. kwamen als het ware gelijktijdig op me af. Eén gesprek vergeet ik echter nooit meer en dat was mijn gesprek bij het bureau Lessons Learned. Op mijn vraag of zij nog tips voor mij hadden voor mijn uitzending kreeg ik als antwoord van de betreffende majoor dat het handig zou zijn als ik badslippers mee zou nemen. Ik ben toen maar gelijk opgestaan en hem hartelijk bedankt voor het advies.

Na deze hectische voorbereiding was het moment van vertrek aangebroken en ging ik met een klein detachementje 14 dagen voor mijn eigen rotatie uit naar voormalig Joegoslavië. Tot mijn grote verrassing en geruststelling werd ik in Zagreb al afgehaald door de S3 van het Support Command de majoor Dirk Krijger. Dirk en ik kenden elkaar goed uit de tijd dat wij samen bij 103 Avplbat in Garderen hadden gezeten, dus dat klikte weer gelijk. De reis naar Lukavac verliep voorspoedig en ik keek mijn ogen uit. Ik moet zeggen dat zo’n eerste blik op een verscheurd en zwaar getroffen land diepe indruk maakt. Al snel na de commando-overdracht eind november werd ik geconfronteerd met een gijzeling van een brandstofkonvooi door de Serviërs. Groot was de ontreddering, niet alleen bij de Staf van het Support Command, maar zeker ook bij het thuisfront van de betrokkenen. Het enige dat ik kon doen was proberen de Crisisstaf en het thuisfront te overtuigen van het feit dat zij ongedeerd waren en het naar omstandigheden goed maakten. Hoe wij dat zo zeker wisten was echter ons geheim dat ik ook niet aan de Crisisstaf kon melden. De gegijzelden moesten al heel snel de spreeksleutels van hun radioapparatuur inleveren, maar wat de Serviërs niet in de gaten hadden was het feit dat het voertuig van de konvooicommandant en de ziekenauto waren uitgerust met satellietcommunicatie en dat wij op die manier toch contact met ze hadden. De communicatie verliep vooral ‘s-nachts en onze majoor maatschappelijk werk de Wolff, bekend onder zijn bijnaam ‘de grijze wolf’ heeft hier veelvuldig gebruik van gemaakt. Hulde voor deze majoor om op deze manier de gegijzelden een hart onder de riem te steken.

Op 5 december kon ik tijdens ons Sinterklaasfeest bekend maken dat zij waren vrijgelaten en hun weg naar Srebrenica konden vervolgen. Sinterklaas was die dag onder grote hilariteit aangekomen met het stoomtreintje dat voor de compound liep. Om goed herkenbaar te zijn had hij een blauwe mijter op met daarop de letters UN. Hij moest zijn weg echter te paard vervolgen over de compound naar de recreatieruimte, maar dat ging niet al te soepel. Het paard dat hem ter beschikking stond was niet gewend een berijder te hebben en begon gelijk te steigeren. Sinterklaas lag plat op zijn rug op dat paard en bereikte zo zijn reisdoel.

De maand december was verder natuurlijk onvergetelijk. Het feit dat je Kerst en Oud en Nieuw in een vreemd land, dat verscheurd is door oorlogsgeweld, moet doormaken vergeet je nooit meer. Nu nog iedere Kerst ieder Oud en Nieuw denk ik terug aan die periode. Niet dat ik dat als een trauma ervaar, maar als een hele bijzondere gebeurtenis in je leven. Het feit dat je daar Kerst viert, het Kerstverhaal voorleest, een mannenkoortje bestaande uit een stel stafofficieren aan hoort, de maaltijd, de saamhorigheid, alles was bijzonder en goed dat we het zo deden. We hadden natuurlijk allemaal onze gedachten bij het thuisfront en zouden daar het liefste zijn, maar door op deze manier aandacht te besteden aan elkaar werd veel verzacht. Als je dan met Oud en Nieuw gewoon oliebollen staat te eten geeft dat weer een enorm goed gevoel. Zeker als dan ook nog eens de Serviërs lichtspoormunitie over je hoofden afschieten sta je gewoon te lachen en zeg je: “oh, wat mooi!” De winter was verder heftig met nogal wat akkefietjes en glijpartijen. Iedere keer als er een konvooi onderweg was hield ik mijn hart vast. Ik hoopte iedere keer dat het goed ging. Soms ging het verkeerd en gleed er een voertuig van het pad af of erger nog stortte het een eind naar beneden. De keer dat een konvooi er 23 uur over deed om in Santici te komen vergeet je ook niet gauw. Zij kregen onderweg te maken met een enorme berg opgewaaide sneeuw en konden geen kant meer op. Ze moesten zich met handgereedschap een weg banen door de sneeuw en er zat bijna geen vooruitgang in. Ongelukken of beschietingen hakten er altijd goed in maar je moest doorgaan. Het bataljon in Srebrenica moest worden verzorgd en dat was je taak, geen ontkomen aan.

Intussen was er in december al een vergadering belegd door de plv C- BH Command uit Sarajevo een Nederlandse brigade-generaal. Hij vond het noodzakelijk dat het Tbat en het Support Command werden samengevoegd en dat de locatie van het nieuw te vormen bataljon in Busovaca en Santici moest worden gerealiseerd. Aangezien ik een staf had met daarin specialisten op alle logistieke deelgebieden kwam deze reorganisatie vooral neer op onze hoofden. De toenmalige C-Tbat had bovendien niet veel behoefte aan een reorganisatie. De generaal had echter nogal haast en vroeg al na enkele weken wanneer wij gingen verhuizen naar Busovaca. Ik zag het al helemaal voor me, al die containers die met zoveel moeite eindelijk in Lukavac waren aangekomen midden in de winter met de soms zeer barre weersomstandigheden en het ontzettend slechte wegennet te moeten verplaatsen naar Busovaca/Santici. Ik heb dat dan ook geweigerd en dat voorgelegd aan de BLS die op 1 januari 1995 per IVECO-bus naar ons toe werd gebracht. Hij vond het wegennet onderweg erg gevaarlijk en vond het absoluut geen goed plan.

Ik heb er daarna niets meer van gehoord en wij konden in het voorjaar rustig verhuizen. De periode voorafgaande aan de verhuizing was allerminst rustig. Er zijn toen nogal wat organisatievoorstellen heen en weer gegaan tussen onze staf en de crisisstaf en uiteindelijk bleef er toch een alleszins aanvaardbaar voorstel over. In Busovaca/Santici liep alles ook niet even soepel. Een groot struikelblok was het feit dat de Belgische compagnie van het Tbat eigenlijk niet weg wilde uit Santici en dat de Genie van het Support Command voor hen een compleet nieuw onderkomen heeft gebouwd in Busovaca II. Ze hadden daar zelf geen vinger naar uitgestoken. Dankzij de steun van onze Noorse en Zweedse collega’s hebben we kans gezien de verhuizing in betrekkelijk korte tijd te voltooien. Maar wat hadden we een medelijden met het na-detachement in Lukavac. Zij moesten met beperkte middelen het hele terrein in Lukavac schoon opleveren en dat heeft ze de nodige moeite gekost. Toch ook daar weer die enorme saamhorigheid om samen de klus te klaren. Geweldig!

Tussen al deze planningen, memo’s, voorstellen enz. door moest er natuurlijk ook gezorgd worden voor het bataljon in Srebrenica. Wij zagen heel vaak met lede ogen dat we geen toestemming kregen de gewenste hoeveelheid goederen en brandstof naar de enclave te krijgen. Het bataljon werd als het ware uitgehongerd en uitgedroogd. Meldingen naar het hogere echelon en naar Den Haag mochten ook niet baten. Mladic en zijn kornuiten waren glashard en namen zelfs een aantal voertuigen in beslag. Slikken en tandenknarsen was het enige dat overbleef. Maar er gebeurden toch ook wel leuke dingen. Zo waren wij zeer vereerd dat de toenmalige kroonprins Willem-Alexander ons een bezoek bracht. Natuurlijk rondgeleid over de staf van het Support Command en iedereen was onder de indruk van zijn kennis van zaken over de politieke toestand en wat er zich afspeelde in het gebied. Heel leuk om te merken dat iemand zich zo coöperatief opstelde en gewoon in de eetzaal een bord pakte en aanschoof in de rij voor het eten. Ook schuwde hij absoluut niet om met iedereen op de foto te gaan. Hij haalde hier gewoon zijn schouders over op.

Als ik zo terug kijk op mijn uitzending kan ik niet anders concluderen dan dat er spannende momenten in zaten, gijzelingen, beschietingen, ongelukken enz., maar ook vele mooie momenten van saamhorigheid en kameraadschap. Hoe blij was ik niet toen ik aan het eind van mijn uitzending met mijn rotatie op Schiphol stond aangetreden en aan de dienstdoend generaal kon melden dat we allemaal veilig terug waren en dat er geen dodelijke slachtoffers waren te betreuren. Na deze ernstige woorden gesproken te hebben zette een kaderlid zijn cassetterecorder aan en zongen we met z’n allen ons lijflied: We’ve Gotta Get Out Of This Place. We lieten een verbouwereerde generaal achter en dit was onze ontlading.

Luitenant-kolonel bd Dick Modderman

Heb je ook foto's die je op deze website wilt laten zien?

Upload ze via We-transfer en gebruik info@1-nl-vn-supportcommand.nl als ontvang email adres. We zetten deze dan z.s.m. op de website.

Bezoek ook deze websites eens:

.