De val van Srebrenica, een reconstructie  – Wie gaf het bevel?

De rol van Nederland bij het opgeven van de enclave Srebrenica, deze zomer twintig jaar geleden, is groter dan tot nu toe werd verondersteld. Het besluit om de moslimbevolking te evacueren en Dutchbat terug te trekken is genomen buiten de VN-top om. Het opperbevel van de VN schaarde zich mede op aandringen van Nederland pas later achter deze beslissing. Oud-minister Jan Pronk: ‘We hebben de mensen van Srebrenica verraden.’

door Robert Dulmers en Casper Thomas

13 mei 2015

Overste Thom Karremans steekt vriendelijk zijn hand uit. ‘Ik ben de commandant van Dutchbat.’ De Bosnisch-Servische generaal kijkt de Nederlandse VN-commandant aan met een verachtelijke knik en weigert de uitgestoken hand. ‘U bent geen commandant!’ schreeuwt de generaal. ‘U bent niets en ik ben God!’

Bratunac, Hotel Fontana, het tijdelijke hoofdkwartier van het Bosnisch-Servische leger even ten noorden van de enclave Srebrenica. Het is dinsdag 11 juli 1995, rond acht uur ’s avonds. De UN Safe Area is gevallen. In gevechtstenue betreedt de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic die middag iets na vieren het stadscentrum van Srebrenica en neemt handenschuddend de felicitaties van zijn manschappen in ontvangst, een pistoolmitrailleur losjes in de hand. Dan wordt de Servische vlag gehesen op de orthodoxe kerk en verklaart de triomferende generaal Srebrenica uit handen van de Turken te hebben bevrijd. ‘Ik geef deze stad als geschenk aan het Servische volk’, verklaart Mladic voor de camera van de meegereisde Servische televisie. Dan loopt hij door, de provinciale weg op, de R453, richting noorden, die leidt langs Potocari, het hoofdkwartier van Dutchbat, en het even verderop gelegen Bratunac, waar de Bosnisch-Servische troepen die avond samentrekken.

Tegen acht uur ’s avonds wordt de Dutchbat-commandant binnengeleid in een slecht verlicht vertrek dat blauw staat van de sigarettenrook. ‘Dan gebeuren er dingen die te snel gaan’, zal Karremans nadien in zijn memoires schrijven. Een camera neemt het gesprek op. Pas in 2013 zal het gesprek van 39 minuten integraal op YouTube verschijnen. ‘Wat wilt u?’ bitst generaal Ratko Mladic Karremans toe na vijf minuten razen en tieren. ‘U heeft om dit onderhoud verzocht. Zeg op!’ De Nederlandse VN-commandant schraapt al z’n moed bij elkaar. ‘Twee uur geleden (kijkt op horloge) heb ik een gesprek gehad met generaal Nicolai en de nationale overheid…’ De Nederlandse brigade-generaal Kees Nicolai is chef-staf van BH Command, het VN-bevel in Sarajevo, en dus Karremans’ chef.

‘Heb ik een gesprek gehad’, stamelt Karremans, ‘met generaal Nicolai en ook met de nationale overheid, over een verzoek ten behoeve van de bevolking. Het is een verzoek, want ik ben niet in de positie om wat dan ook te eisen… Wij… de commandant in Sarajevo, heeft gezegd dat de enclave verloren is en ik heb het bevel gekregen van BH Command om zorg te dragen voor alle vluchtelingen – en er zitten nu naar schatting tienduizend vrouwen en kinderen op de compound in Potocari. Het verzoek van het BH Command is, eh… om het maar zo te zeggen, te onderhandelen, of… te vragen om de aftocht van het bataljon en van de vluchtelingen en of er mogelijkheden bestaan om die aftocht te assisteren.’

We spoelen de band terug. Wat gebeurt hier? Op verzoek van een Nederlandse VN-generaal en de Nederlandse overheid vraagt de Dutchbat-commandant om aftocht van het VN-bataljon en evacuatie van de enclave? Karremans zegt het écht: ‘I talked with general Nicolai two hours ago and also with the national authorities. (…) The commander in Sarajevo has said that the enclave has been lost (…) And the request of BH Command is to… let’s say, to negotiate, or ask for the withdrawal of the batallion and of those refugees and if there are any possibilities to assist that withdrawal.’

Karremans’ woorden zijn zeer opmerkelijk: vanaf de eerste dagen na de val tot vandaag heerst immers het algemene idee dat de hoogste top van de VN in Zagreb, de Force Commander generaal Bernard Janvier en de Special Envoy van de VN-secretaris-generaal Yasushi Akashi, besloten had tot het opgeven van de vredesmissie, de ontruiming van de enclave en de evacuatie van Dutchbat en de bevolking. 320 Mannen zouden de volgende dagen door de troepen van Mladic van de Nederlandse compound worden weggevoerd en gedood. De achtduizend mannen en jongens in de weerbare leeftijd die vlak voor de Servische inname de enclave ontvluchtten, op weg naar Tuzla, werden door de Bosnische Serviërs opgejaagd en vermoord.

Tot nu toe was de algemene visie dat het plan van het evacueren van de moslimbevolking uit de koker kwam van de VN. Niets is minder waar. Het besluit om na de val van Srebrenica de vluchtelingen te evacueren en dan Dutchbat terug te trekken is genomen in overleg met de Nederlandse regering, en niet, zoals tot nu toe werd verondersteld, door de VN-top. De VN hebben zich, niet zonder de nodige druk van Nederland, pas veel later achter deze beslissing geschaard. De officiële lezing is als vanzelf het heersende beeld geworden, mede geschraagd door talloze debriefingsrapporten en getuigenverhoren. En, bovenal, door het NIOD-rapport uit 2002, het als definitief bedoelde onderzoek van 3393 pagina’s in drie delen, en de daaropvolgende parlementaire enquête. ‘Nederland neemt nadrukkelijk niet de schuld op zich voor de gruwelijke moord op duizenden Bosnische moslims’, verklaarde premier Wim Kok na het verschijnen van het NIOD-rapport en trad af.

Maar sommige uitspraken schoten soms gaten in de officiële lezing. Uitspraken van bijvoorbeeld VN-opperbevelhebber Bernard Janvier, die voor een Franse parlementaire onderzoekscommissie achter-gesloten-deuren verklaarde door de hoogste Nederlandse generaal, chef-defensiestaf Van den Breemen, die avond gechanteerd te zijn. Nederland zou Dutchbat desnoods eenzijdig de volgende ochtend terugtrekken.

Tot nu toe is het bestaande beeld dat Dutchbat in de steek is gelaten door diezelfde Janvier die keer op keer de bedreigde Nederlanders weigerde luchtsteun te verlenen. En dat Karremans zich, toen de enclave feitelijk was gevallen en 25.000 vluchtelingen zoekend naar een laatste plek van veiligheid zich in de richting van de Nederlandse compound in Potocari bewogen op direct bevel van de waarnemend VN-bevelhebber voor Bosnië, de Franse generaal Hervé Gobilliard, naar Mladic begaf met de opdracht om te onderhandelen over een onmiddellijk staakt-het-vuren.

Karremans kreeg per fax van Gobilliard tevens het uitdrukkelijke bevel al zijn troepen op Potocari terug te trekken, daar alle vluchtelingen en burgers te beschermen en de compound ‘met alle middelen te verdedigen’. In die fax geen woord over terugtrekken van Dutchbat, laat staan over een evacuatie van de bevolking. Tot ontruiming van de enclave, zo wil de officiële lezing, werd pas laat die avond besloten, op het VN-hoofdkwartier in Zagreb, door VN-opperbevelhebber Janvier. Waar komen, uren eerder, de woorden van Karremans vandaan ‘op verzoek van generaal Nicolai en de nationale overheid’? Slechts de allerhoogste top van de VN had tot een zo majeure stap als ontruiming van de enclave kunnen besluiten. En daarmee tot het opdoeken van de VN-vredesmissie tout court. Of had kunnen besluiten, desnoods, te vechten en de compound ‘te verdedigen met alle middelen’.

Komt, met andere woorden, het verzoek aan Ratko Mladic om de aftocht van Dutchbat en evacuatie van de vluchtelingen uit de koker van Nederland, zoals Karremans’ woorden suggereren? En dán ook de zo mogelijk nóg fatalere vraag aan de Servische generaal ‘of er mogelijkheden bestaan om die aftocht te assisteren’? De volgende dag staan Mladic’ bussen klaar. Wat gebeurt hier: heeft Nederland de enclave eenzijdig opgegeven en de bevolking doen evacueren zonder dat de VN-top hiertoe ook maar besloten heeft?

Vier maanden lang hebben we antwoord proberen te vinden op die éne, nimmer beantwoorde vraag: wie gaf op 11 juli 1995 opdracht tot ontruiming van de enclave? De vraag lijkt futiel, maar is van wezenlijk belang in het licht van de gebeurtenissen die in de dagen daarop zouden volgen: de moorden op de moslims rond de compound van Dutchbat en buiten de enclave, de scheiding van de mannen van de vrouwen op de compound – nog steeds zijn alle lijken in de massagraven niet gevonden. De vraag lijkt futiel, maar het aanbod van Karremans aan Mladic om de enclave te ontruimen ligt ten grondslag aan alle latere gebeurtenissen.

De vraag lijkt óók futiel als je bedenkt dat Srebrenica feitelijk die middag al was gevallen, toen Mladic de Servische vlag op de kerk liet hijsen. De processen tegen individuele Dutchbatters die sindsdien gevoerd zijn – overste Thom Karremans stond onlangs weer voor de rechter – richten zich op de individuele verantwoordelijkheid van de manschappen: had Karremans kunnen weten van de moorden en martelingen die bijkans onder zijn ogen plaatsvonden? Is de Dutchbat-commandant persoonlijk verantwoordelijk voor het niet toelaten van de familie van de tolk en lokale medewerker op de compound? En hebben Dutchbatters actief meegewerkt aan de scheiding van de mannen van de vrouwen, terwijl zij konden weten welk lot de mannen tegemoet gingen? Opnieuw: het aanbod van Karremans aan Mladic zette alles in werking. Srebrenica was feitelijk al gevallen toen Mladic de Servische vlag op de kerk liet hijsen

Nu de rechtszaken vorderen, richt de aandacht zich steeds meer op de verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat. Wie zat er eigenlijk aan de knoppen? Het commando over Dutchbat was door Nederland overgedragen aan VN Force Commander Janvier. Maar de VN zijn immuun en als zodanig vrijgesteld van rechtsvervolging. Tot nu toe verwees de staat der Nederlanden in ultimo naar de VN als verantwoordelijke voor het terugtrekken van Dutchbat met de vluchtelingen. Een schriftelijk VN-bevel daartoe hebben we echter niet kunnen vinden.

We spraken in de afgelopen vier maanden met de betrokken ministers Joris Voorhoeve en Jan Pronk, met Nederlandse generaals, en legden de hand op deels staatsgeheime stukken, waaronder de – al eerder gelekte – notulen van de ministerraad, en op dagrapporten van het Defensie Crisis Beheersingscentrum (DCBC), de ondergrondse bunker op het Haagse Plein, van waaruit minister van Defensie Joris Voorhoeve en de hoogste Nederlandse generaals in bijna permanent contact bleken te staan met de Nederlandse VN-officieren in Bosnië – en die welhaast per minuut laten zien wie met wie belt en waarover. We beschikken over relevante confidentiële, deels staatsgeheime, verslagen van Defensie en Buitenlandse Zaken. Onze conclusie: de betrokkenheid van Nederland bij het opgeven van de UN Safe Area Srebrenica is veel groter dan tot nu toe werd verondersteld.

 

De avond van 10 juli. In de Bunker, het ondergrondse crisiscentrum van Defensie DCBC, heerst een beheerste paniek. Vier dagen geleden, op donderdagochtend 6 juli, heeft het Bosnisch-Servische leger de aanval op de enclave geopend. Srebrenica is dan al lang niet meer waartoe de VN het in 1993 uitriep: een gedemilitariseerde safe haven voor vijftig- à zestigduizend ongewapende burgers. Onder de ogen van Dutchbat ondernemen de naar schatting zesduizend wel degelijk aanwezige bewapende moslimsoldaten desperate plundertochten naar de Servische dorpen rondom de hongerende enclave. Al zijn die uitvallen van de Bosnische moslims voor de Serviërs misschien de directe aanleiding om de enclave eens en voor altijd op te rollen, de aanval op Srebrenica past wel degelijk in een groter politiek-strategisch plan.

Al in maart vaardigde de Bosnisch-Servische leider Radovan Karadzic zijn beruchte Directive 7 uit: ‘Om door middel van geplande en weloverwogen gevechtsoperaties een ondraaglijke situatie te creëren van totale onveiligheid, zonder enige hoop op verder overleven of leven voor de inwoners van Srebrenica.’ Vanaf dat moment, het is een publiek geheim, geeft met name VN-bevelhebber Janvier geen sou meer voor het behoud van de enclave.

Maar tot 6 juli blijft het rustig. Dan scheren raketten over de Nederlandse compound; de Servische aanval lijkt ingezet. De Nederlandse observatiepost (OP) Foxtrot wordt door twee tankgranaten getroffen, niemand raakt gewond. Karremans vraagt luchtsteun aan. Die wordt hem geweigerd. Vrijdag is het relatief rustig, maar op zaterdag 8 juli sneuvelt soldaat Raviv van Renssen door een Bosnische handgranaat bij het halsoverkop ontruimen van opnieuw een observatiepost. De ene na de andere OP wordt door de Bosnische Serviërs veroverd, al blijven Mladic’ troepen vooralsnog aan de buitengrenzen van de enclave. Dertig Nederlandse blauwhelmen raken in handen van de Serviërs en worden dat weekend meegevoerd naar Bratunac. Van verlof terugkerende Dutchbatters worden door de Bosnische Serviërs al wekenlang niet meer in de enclave toegelaten en het bataljon van Karremans is uitgedund tot 430 manschappen, waarvan minder dan de helft gevechtssoldaten. Voedsel heeft Dutchbat voor hooguit twee weken. Van diesel rest slechts een ‘ijzeren voorraad’, alleen toereikend om de enclave te verlaten.

De avond van de negende juli breekt het Bosnisch-Servische leger door de enclavegrenzen heen en vaardigt de Bosnisch-Servische generaal Tolimir in samenspraak met Karadzic de order uit de hele enclave in te nemen. De voorste linie van de Serviërs is al vier kilometer de enclave binnengedrongen. De aangevraagde luchtsteun blijft uit. ‘De aanvraag die die avond in Zagreb arriveerde werd niet aan Akashi of Janvier voorgelegd’, schrijft het NIOD. ‘De redenen daarvoor blijven onbekend.’

In Nederland slaat de paniek toe en begint de publieke opinie zich te roeren. ‘Blauwhelmen speelbal’, ‘VN-blauwhelmen machteloos tegen opmars Bosnische Serviërs’, koppen kranten. Tv-presentatrice Maartje van Weegen vraagt minister Joris Voorhoeve hoe lang hij nog denkt te kunnen uitleggen dat het nodig is Nederlandse soldaten te laten vechten en doodgaan voor Srebrenica. ‘De zorgen in de media werden primair gevoed door de veiligheid van de Nederlandse peacekeepers’, constateert het NIOD met een vleugje cynisme. ‘Vrees voor het lot van de bevolking was iets van latere dagen.’

 

 

Op televisie verklaart Voorhoeve dat luchtsteun moet worden ingezet, maar de veiligheid van de Nederlandse troepen voorrang moet hebben. De opdracht aan de commandanten is om slachtoffers te vermijden. ‘Ik wil al die mannen en vrouwen heelhuids thuis zien.’ Karremans krijgt van Janvier het bevel een blocking position in te nemen, een streep in het zand, ten zuiden van de stad Srebrenica. ‘Met alle middelen dient u ervoor te zorgen dat een verdere doorbraak en opmars van Bosnisch-Servische eenheden wordt voorkomen.’ Karremans acht die opdracht niet of nauwelijks uitvoerbaar. Hij heeft noch de vereiste manschappen, noch de pantserwagens, noch de bewapening. Er zijn nog maar vijftig man en zeven pantserrupsvoertuigen beschikbaar om het aanstormende Bosnisch-Servische leger tegen te houden. ‘De opdracht om “blocking positions” in te nemen aan de zuidrand van de stad heeft mij op het moment dat het bericht binnenkomt ervan overtuigd dat bij iemand de stoppen zijn doorgeslagen’, schrijft de commandant van Dutchbat – om vervolgens de B-compagnie toch maar opdracht te geven gevechtsposities in te nemen.

Karremans wordt luchtsteun toegezegd vanaf de volgende dag, maandag 10 juli. Naar de Bosnische Serviërs gaat de waarschuwing uit de blocking position onder geen beding aan te vallen, anders zal NAVO-luchtsteun worden ingezet. ‘Het Bosnisch-Servische leger wordt herinnerd aan de zware gevolgen die het negeren van deze waarschuwing heeft.’

Dan belt minister Voorhoeve met generaal Kees Nicolai in Sarajevo. Hij laat de VN-generaal weten dat luchtsteun tegen de Serviërs kan worden ingezet, ongeacht de gevolgen voor Dutchbat. Omdat de bevolking wordt bedreigd en de VN de veiligheid van de bevolking niet kunnen garanderen. Nobel. En dapper, gezien de druk van de vaderlandse publieke opinie om Dutchbat als de wiedeweerga terug te trekken. Maar óók: een eerste spoor van Nederlandse inmenging in de VN-bevelstructuur.

Terwijl de troepen van Ratko Mladic de volgende ochtend met tanks oprukken en huis na huis in brand schieten, bezetten de pantserrupsvoertuigen van Dutchbat met lichte .50mm-mitrailleurs drie strategische plekken ten zuiden en westen van de stad, waar zich op de compound van de B-compagnie duizenden burgers angstig hebben samengepakt.  ‘Vanuit Nederland was een schietverbod uitgevaardigd’, schrijft het NIOD. Maar dat is onjuist. Wél is afgesproken – al weet achteraf niemand waar dat bevel vandaan komt – om óver de hoofden van de Serviërs heen te schieten. ‘De VN-troepen hadden niet de opdracht zich in een hopeloze situatie dood te vechten’, schrijft echter diezelfde dag minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo in een vertrouwelijk stuk gericht aan zijn belangrijkste ambassades.

De blocking position wordt, uiteraard, door de Serviërs aangevallen, voor zover ze er niet eenvoudigweg omheen trekken. Een Nederlandse pantserwagen schiet, ondanks het ‘schietverbod’, vanaf een afstand van vijfhonderd tot duizend meter terug; het enige vaderlandse vuur in de richting van de agressor. Er vallen voor zover bekend onder Mladic’ mannen geen doden of gewonden. Maar er is geen houden aan. Op het eind van de middag van maandag de tiende drukken de Serviërs door en trekt de B-compagnie van Dutchbat zich terug op het marktplein van het stadje, omringd door panische vluchtelingen. Karremans vraagt tot twee keer toe de hem toegezegde luchtsteun aan. De vliegtuigen staan in Italië al met draaiende motoren klaar, maar Force Commander Janvier weigert, om nog steeds onopgehelderde redenen, luchtsteun in te zetten. Het weer zou te slecht zijn en het zou te donker worden. De hele operatie wordt uitgesteld, krijgt Karremans te horen, tot op z’n vroegst de volgende ochtend, dinsdag 11 juli, om 06.00 uur.

 

Dan ontvangt, vanuit Bratunac, Karremans via de radio een bericht van de door de Serviërs gevangen genomen sergeant Bos. Hij meldt dat de Serviërs een ultimatum stellen: alle in de safe area aanwezige Bosnische militairen dienen zich de volgende ochtend met hun wapens te melden bij Yellow Bridge, aan de noordkant van de enclave. Ook Dutchbat kan naar Bratunac komen en zich daar overgeven. ‘Krijg het heen en weer!’ denkt Karremans, en wijst het ultimatum van de hand. Dat doen ook Nicolai, Janvier en Akashi.

In de politieke top in Den Haag wordt op dat moment echter al voorzichtig gespeculeerd over een mogelijk einde van de vredesmissie. ‘De vraag deed zich dus voor naar de houdbaarheid en strategische betekenis van de enclaves’, schrijft Van Mierlo die dag in zijn vertrouwelijke bericht aan de ambassadeurs dat in ons bezit is. ‘Een eventuele verplaatsing van de bevolking, onder leiding van de UNHCR, zou uiteraard geen eenvoudige opgave worden.’

We doen even een kleine stap terug. Het is de avond van 10 juli. In de Bunker zitten chef-defensiestaf generaal Henk van den Breemen, ’s lands hoogste militair, plaatsvervangend bevelhebber der landstrijdkrachten Ad van Baal, souschef operatiën defensiestaf Carel Hilderink en staatssecretaris van Defensie Jan Gmelich Meijling bij elkaar. Voorhoeve is afwezig. Doel van de bijeenkomst, schrijft het NIOD, ‘was om richtlijnen en prioriteiten voor het optreden van Dutchbat te formuleren. Die konden dan worden vergeleken met de VN-instructie en, waar nodig, ter kennis van de VN-autoriteiten worden gebracht als de Nederlandse opvatting.’  

Het willen formuleren van ‘richtlijnen en prioriteiten voor het optreden van Dutchbat’ is merkwaardig. De bevoegdheid Dutchbat aan te sturen ligt helemaal niet bij Nederland. Dutchbat staat onder VN-bevel; de VN hebben Operational Control en Operational Command, niet Den Haag. Gaat Nederland zich hier nu actief in de VN-bevelslijn mengen? Het heeft er alle schijn van. Een Notitie ‘Besluitvorming DCBC’ duikt op, schrijft het NIOD, een geheimzinnig stuk ‘zonder datum en geen opsteller vermeld’. ‘Ten aanzien van Dutchbat moest de veiligheid van het eigen personeel de eerste prioriteit zijn, en de tweede prioriteit het zo lang mogelijk uitvoeren van de taak, zolang dat de eerste prioriteit niet in gevaar bracht.’ Dat lijkt, op z’n minst, op gespannen voet te staan met het hele idee van ‘veilige havens’. En ook met de lijn van minister Voorhoeve, die met zoveel woorden daags tevoren het beschermen van de bevolking boven de veiligheid van Dutchbat had gesteld.

Zeker is dat er die avond informeel overlegd wordt tussen de Nederlandse krijgsmachttop en Nederlandse VN-officieren ter plaatse, buiten de VN-bevelslijn om. ‘20.57 THE HAGUE HAS DIR LINE TO DUTCHBAT’, meldt, als uit het niets, het Logboek G3, een in Sarajevo bijgehouden militair feitenverslag van generaal Nicolai en zijn rechterhand, luitenant-kolonel De Ruiter.

In Potocari ondertussen geeft commandant Karremans bunkeralarm af voor de nacht. Hij ziet de hem voor de volgende ochtend toegezegde luchtsteun als een ultimatum aan de Serviërs. Als die zich op 11 juli om 06.00 uur niet terugtrekken, zullen massale luchtaanvallen volgen, zegt Karremans tegen zijn bijeengeroepen officieren. Hoe Karremans op het idee kwam dat die zouden komen is nooit geheel duidelijk geworden; massale luchtaanvallen (air strikes) vallen buiten het VN-mandaat. In het uiterste geval, wanneer blauwhelmen of burgers rechtstreeks worden aangevallen, kan hoogstens plaatselijke luchtsteun (close air support) worden verleend en kan een schietende tank gericht vanuit de lucht worden uitgeschakeld. ‘Morgen zal alles worden vernietigd’, zegt Karremans, wijzend naar de Bosnische Serviërs. De ochtend van de elfde juli kijkt Dutchbat hoopvol naar de lucht, die, als de ochtendmist is opgetrokken, blauw is en leeg blijft.

Diezelfde ochtend. ‘Om 08.15 uur ben ik terug in de “bunker” zoals het DCBC gemakshalve wordt genoemd’, steekt de Nederlandse opperbevelhebber, generaal Henk van den Breemen, van wal in het Hollands Dagboek dat NRC Handelsblad hem gevraagd heeft die week bij te houden. ‘De situatie verslechtert snel. In tegenstelling tot wat Mladic heeft gezegd, wordt er gevochten bij de “blocking position” die Dutchbat ten zuiden van de stad Srebrenica heeft ingericht. De Serven gaan verder dan verwacht. Het gaat nu dus om de hele enclave. We bespreken alle mogelijke opties. Ook generaal Ad van Baal, de Plaatsvervangend Bevelhebber der Landstrijdkrachten, is aanwezig.’

Voorhoeve is niet bij die ochtendbriefing van dinsdag de elfde op het DCBC: hij zit in Doorn om een mortiercompagnie uit te zenden naar Bosnië. Tussen de generaals Van den Breemen en Van Baal en staatssecretaris Gmelich Meijling ontspint zich een discussie. Op basis van anonieme aantekeningen reconstrueert het NIOD het gesprek: moet Dutchbat praten of vechten? Moet luchtsteun worden aangevraagd – met het risico dat de Bosnische Serviërs wraak zullen nemen op Dutchbat of bevolking? Van Baal meent van wel. Volgens Van den Breemen bevindt Dutchbat zich in een ‘no win’-situatie. Het lijkt staatssecretaris Gmelich Meijling daarop de beste oplossing dat Dutchbat zich óf terugtrekt op de beide compounds, óf alleen op de compound in Potocari, waarbij dan Srebrenica-stad zou moeten worden opgegeven. Van Baal merkt op dat Dutchbat zijn taak moet blijven uitvoeren en dat niet het DCBC maar de VN op het hoogste niveau beslist over het al dan niet opgeven van de enclave.

De opties worden af gekaart. Kunnen de Fransen te hulp schieten met hun Tigre-helikopters? Die blijken nog niet gevechtsklaar. De Amerikanen dan, vanaf amfibische schepen? De voorbereiding van zo’n operatie zou al gauw 72 uur vergen. ‘Voor Gmelich Meijling’, schrijft het NIOD, ‘betrof de discussie in het DCBC een keuze tussen praten of vechten. (…) Het gezelschap was het erover eens dat het niet aan de commandant van Dutchbat was om te bepalen hoe lang dit bataljon moest doorvechten. Het maken van dergelijke fundamentele keuzes was geen zaak voor een bataljonscommandant, maar van het kabinet of de veiligheidsraad.’

Het kabinet? Dutchbat is op dat moment een bataljon onder VN-bevel. En of Dutchbat al dan niet zal doorvechten, is dus niet aan de Nederlandse regering.

Het gesprek gaat verder. Van den Breemen zegt dat de veiligheid van de toepen op de eerste plaats komt, en de taakuitvoering op de tweede, vervolgt het NIOD. Voor Gmelich Meijling komt ook een evacuatie van Dutchbat in aanmerking. ‘Tot een afronding van de discussie over praten of vechten, kwam het niet. Er werden twee besluiten genomen: minister Voorhoeve zou naar het departement worden teruggeroepen, en er werd een Orion (maritiem patrouillevliegtuig) in gereedheid gebracht. Van den Breemen had namelijk voorgesteld naar Zagreb af te reizen om samen met Janvier de Veiligheidsraad te benaderen. In deze vergadering viel nog geen besluit of de chef-defensiestaf deze reis daadwerkelijk moest ondernemen.’

Maar dat besluit heeft Van den Breemen dan al lang genomen: ‘De conclusie: we bevinden ons in een “no-win”–situatie met grote risico’s. De veiligheid van onze mensen moet daarin voorgaan. Dit betekent ook dat we zeer serieus rekening moeten houden met het terugtrekken van Dutchbat. Commandant Dutchbat luitenant-kolonel Karremans moet de mogelijkheid van luchtsteun hebben om zijn mensen in deze moeilijke situatie te beschermen. We besluiten ook dat ik deze lijn en mogelijke vervolgscenario’s met Janvier in Zagreb face to face zal bespreken.’

Voorhoeve wordt naar het departement teruggeroepen, ‘de dienstauto vloog met 160 kilometer over de A12’, en arriveert rond 11.00 in de Bunker. De gezichten staan strak. ‘Het loopt helemaal uit de hand’, bromt staatssecretaris Gmelich Meijling. Generaal Van Baal geeft een korte update van de toestand ter plaatse: hevige aanvallen zijn bezig. De Bosnische Serviërs lijken de enclave te willen opruimen. Ze kunnen niet worden tegengehouden en de blocking position is niet meer te handhaven. De taak van Dutchbat was weliswaar om de bevolking te beschermen, maar als het Bosnisch-Servische leger de aanval doorzet, komt de veiligheid van de eigen troepen in gevaar en rest slechts ‘een witte vlag en aftocht’.

Minister Voorhoeve had het beschermen van de bevolking boven de veiligheid van Dutch­bat gesteld

‘Van den Breemen stelde vervolgens voor dat hij met Janvier ook over een evacuatie van Dutchbat zou spreken (…) Voorhoeve kwam tot het besluit dat Van den Breemen daadwerkelijk de resultaten van het overleg nog dezelfde dag persoonlijk aan Janvier zou moeten overbrengen als de Nederlandse opvatting omtrent de wijze van handelen. Van Baal zou Van den Breemen vergezellen.’

Dan belt Voorhoeve met de voorzitter en ondervoorzitter van de vaste Kamercommissie voor Defensie en laat hun weten dat de situatie uitzichtloos is en dat volstrekt onbekend is wat er zal gaan gebeuren met de bewoners van de enclave en de Nederlandse militairen. Dutchbat ligt bij Srebrenica op dat moment zwaar onder vuur – al vallen er geen doden of gewonden – en Karremans heeft tot tweemaal toe om luchtsteun gevraagd. Om kwart over twaalf keurt VN-gezant Akashi dat dan eindelijk goed, maar het is allemaal too little, too late. ‘Evacuatie dient voorbereid te worden’, meldt ene Peperkoorn in een moeilijk leesbaar handschrift om 12.43 uur in het dagrapport van het DCBC.

‘Na een laatste briefing vertrek ik met Ad van Baal en mijn adjudant majoor André Peperkoorn, zoals altijd mijn trouwe metgezel met een Orion naar Zagreb’, schrijft generaal Van den Breemen in zijn Hollands Dagboek.

Twee Nederlandse generaals op weg naar Zagreb om aan de VN ‘de Nederlandse opvatting’ over te brengen… En om, op instigatie van Van den Breemen, over een aftocht van Dutchbat te gaan praten. Het is allemaal zeer opmerkelijk, vinden we. Wordt hier Nederlands hoogste krijgsmachttop afgevaardigd om de VN te bepraten? Voordat de enclave Srebrenica zelfs nog maar gevallen is?

We vragen het Joris Voorhoeve. De gewezen minister is tegenwoordig lector internationale vrede, recht en veiligheid bij de Haagse Hogeschool. Hij is net terug uit Australië, herstellende van een longontsteking, en meteen bereid om met ons te spreken. Een eigen kamer op de Haagse Hogeschool heeft hij niet – we zoeken een lege collegezaal en behelpen ons met de te krappe bankjes. Hij vertelt: ‘Ik trof die ochtend in het DCBC een gezelschap heren rond de tafel die de situatie hadden besproken en concludeerden dat de situatie totaal onhoudbaar was. De opvatting die Van den Breemen en Van Baal in Zagreb hebben afgeleverd is: vechten daar heeft geen zin. Het leidt niet tot een andere uitkomst. De conclusie die ochtend was dat de taak van UNPROFOR onuitvoerbaar was geworden en Van den Breemen wilde die situatie die middag ter plekke bespreken met de VN-bevelhebber. Er waren op dat moment iets van 36 Dutchbatters in Servische handen. Nu, achteraf, weten we dat er geen Dutchbatters zijn doodgeschoten door de Serviërs, maar die ochtend was de verwachting dat er wellicht tientallen Dutchbatters zouden omkomen. Ik herinner me te hebben gehoord dat een van de Dutchbatters op een stukje papier nog even snel een testament had opgeschreven, in de hoop dat dat na afloop zou worden gevonden. De een was koeler dan de ander…’

Maar het DCBC concipieert ‘richtlijnen en prioriteiten voor het optreden van Dutchbat’. Het is toch niet aan Defensie om richtlijnen en prioriteiten te formuleren? Dat is toch iets wat niet aan Nederland is, maar aan de VN?

‘Ja. Natuurlijk. Maar volgens het boekje was álles VN-verantwoordelijkheid, maar de hele UNPROFOR-bevelslijn werkte voor geen meter. De Britse VN-commandant voor Sarajevo… was met vakantie! Zo ook de Noorse commandant in Tuzla. Dus vanuit een oogpunt van heldere bevelslijnen was dit de allerslechtste situatie die maar bedacht kon worden. Het leek mij, in the fog of war, geen gek idee dat Van den Breemen naar Zagreb ging. Je kunt wel vanuit Den Haag gaan zitten bellen, op drieduizend kilometer afstand, maar dan loop je achter de feiten aan. Ik kan me niet herinneren dat ik specifieke instructies aan Van den Breemen heb gegeven. Hij wilde volgens mij geen andere dingen dan ik: dat is redden wat er te redden was.’

En hij gaat vervolgens in Zagreb onderhandelen over de eenzijdige terugtrekking van Dutchbat…‘Hij moet daar het lot van de bevolking bij hebben betrokken. Ik kan me niet voorstellen dat…’

Wij wel. Want rond het middaguur van dinsdag 11 juli is er nog geen sprake van duizenden vluchtelingen op de compound in Potocari. De vluchtelingenstroom zal pas later in de middag op gang komen. Terwijl de B-compagnie van Dutchbat zich rond Srebrenica-stad schrap zet tegen de oprukkende troepen van Ratko Mladic en observatiepost na observatiepost in Servische handen valt en Dutchbatters als gijzelaars worden weggevoerd, stijgt op Vliegveld Valkenburg de Orion op.

‘Roger’, klinkt het over de boordradio. ‘Bij de tweede haarspeldbocht, daar staat een tank die vuurt op onze positie. Alles wat u ziet, vanaf die weg richting het zuiden is cleared hot voor u.’ 14.42 uur, de zuidelijke toegangsweg naar Srebrenica. ‘Okay, ik zie op het rechte stukje, na die kleine bocht, bij een huis met een rood dak wat tanks rijden’, antwoordt F-16-pilote Manja Blok de eveneens Nederlandse Forward Air Controller Windmill 03 die zich vlak buiten de stad ingegraven heeft. ‘Roger, pakken die zooi!’ Blok maakt een scherpe duikhoek: ‘Tipping in, tipping in!’

‘Succes, meid!’ roept Windmill.

Blok vuurt. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog voert een Nederlandse vlieger een oorlogshandeling uit. ‘Alles zuid van de plek waar je net geweest bent, mag je afknallen’, roept Windmill. ‘Het zijn allemaal slechte jongens, over.’ Blok werpt twee MK84-bommen af op Servische posities. Maar die maken geen verschil meer, de close air support , inderdaad, is too little, too late. De Servische reactie blijft niet lang uit. ‘Om 15.50 uur bereikt mij een ultimatum van het Bosnisch-Servische leger via gevangen genomen Dutchbatters in Bratunac’, schrijft Karremans. ‘“Onmiddellijk stoppen met luchtaanvallen anders worden de krijgsgevangenen omgebracht en het bataljon en de vluchtelingen in en rond de compound Potocari met alle ter beschikking staande middelen beschoten.’” Tanks trekken zich dreigend samen. Op dat moment stromen op de Nederlandse compound de eerste van de 25.000 vluchtelingen al binnen, vrouwen, gewonden, bejaarden en kinderen, vluchtend uit de stad, die binnen het uur zal vallen, vijf kilometer noordwaarts, naar de veiligheid van de Nederlandse compound, zoals een Dutchbatter het later zou verwoorden, in een ‘bijbelse paniek’.

‘Alles zuid van de plek waar je net geweest bent, mag je afknallen. Het zijn allemaal slechte jongens, over’ – Forward Air Controller Windmill 03

In de Haagse Bunker slaat het Servische dreigement in als een bom. ‘Stop de air attacks, anders worden de dertig gijzelaars gedood’, meldt om 16.03 uur het Dagrapport DCBC – met een streep onder ‘gedood’. Aanwezig in de Bunker zijn premier Wim Kok, Joris Voorhoeve en Hans van Mierlo. Het gezicht van Kok is asgrauw. ‘Na enkele minuten overleg tussen de ministers was de conclusie dat de luchtsteun onmiddellijk moest worden gestopt’, schrijft het NIOD.

In de Haagse Hogeschool blikt Voorhoeve terug: ‘Er was maar een half woord nodig. Ik zag Kok kijken: dit heeft geen zin meer, onmiddellijk bellen. Een nieuwe ronde van close air support moest worden afgelast, na het dreigement van de Serviërs.’ Voorhoeve gaat bellen met VN-gezant Akashi en zelfs rechtstreeks met het NAVO-opperbevel, blijkt uit het Dagrapport DCBC: ‘Minister van Defensie probeert contact te krijgen met Akashi i.v.m. afzeggen 3e wave. 3e wave wordt gecanceld indien nog op tijd. Cincsouth (het NAVO-hoofdkwartier in Napels) wordt getracht te bereiken om hen de opdracht te laten geven de derde wave te cancelen.’

Met het rechtstreeks bellen naar de NAVO gaat de Nederlandse minister van Defensie ver buiten z’n boekje. ‘Maar’, zal Voorhoeve nadien zeggen, ‘als ik een ramp kan vermijden, maar geen bevoegdheden heb, dan trek ik mij van die bevoegdheden niks aan.’ De NAVO laat onmiddellijk weten dat opdrachten om dingen te cancelen alleen van de VN kunnen komen. Iets wat de VN dan nét gedaan blijkt te hebben. Want een triomferende Ratko Mladic staat op dat moment op het marktplein van Srebrenica. Het is einde verhaal.

‘Het was een kantelpunt’, zegt Joris Voorhoeve. Nu de stad is gevallen verlegt de aandacht zich van vooral de veiligheid van Dutchbat naar de veiligheid van de bevolking. ’s Avonds zullen er op en rond de compound zo’n 25.000 vluchtelingen zijn. ‘Ik denk dat de prioriteiten heel snel zijn verschoven: Nederland verkeerde de negende, de tiende en de elfde juli in de veronderstelling dat de Dutchbatters in oorlog tegen de Serviërs zouden geraken. Dat was onze focus vóór de Servische aanval. Toen de Servische aanval plaatsvond en er niet op Dutchbatters werd geschoten bleef de zorg voor de gijzelaars – het waren er uiteindelijk 56, geloof ik – maar, ook binnen het kabinet, je ziet dat die zorg zich aan het verbreden is. Zo van: nu moet Dutchbat, dat het heeft overleefd, voor de bevolking zorgen.’

Op het vliegveld van Zagreb, intussen, landt de Orion. ‘Onmiddellijk na aankomst krijg ik het laatste nieuws: Srebrenica is gevallen’, noteert chef-defensiestaf Van den Breemen. Dan stapt hij vergezeld door Van Baal in de auto richting het VN-hoofdkwartier, waar hij tot laat in de avond Janvier van ‘de Nederlandse opvatting’ zal proberen te overtuigen.

Terwijl de Nederlandse generaals naar hem onderweg zijn, roept om 17.45 uur Force Commander Janvier zijn deputy Barry W. Ashton en zijn chef-staf generaal Ton Kolsteren bij zich en bespreekt hij de opties. ‘Janvier wilde bekijken of er plannen konden worden gemaakt om Dutchbat uit Srebrenica te halen’, schrijft het NIOD, ‘want het bataljon was op deze manier niet veel meer dan een speelbal in handen van de Bosnische Serviërs.’ Dutchbat moest dus zo spoedig mogelijk weg uit de enclave; dat gold volgens Janvier niet de uitrusting en ‘bien sur’ niet de vluchtelingen.

Die lezing van het NIOD blijkt onjuist, zegt chef-staf Ton Kolsteren, die erbij was. We bezoeken hem in zijn huis in Dongen. De tweesterrengeneraal was destijds de hoogste Nederlandse militair in de vredesmissie. ‘We hebben op dat moment in Zagreb niet over evacuatie overlegd. Het terugtrekken van UNPROFOR uit de enclave zou minimaal in Zagreb besproken moeten zijn. Ik zou dat hebben geweten: mijn baas was Janvier. Ik had die avond geen enkele indicatie van een terugtrekken van Dutchbat, ik hoorde daar pas de volgende dag over, in de briefing. Er werd pas over evacuatie gedacht toen we met de vluchtelingen zaten.’ De enige weg om iets in Srebrenica te kunnen bereiken, is volgens Janvier door onderhandeling met de Bosnische Serviërs.

De VN-bevelhebber voor Sarajevo is op vakantie. Janvier draagt daarom diens plaatsvervanger, generaal Hervé Gobilliard, op om met de Serviërs in onderhandeling te treden over een direct staakt-het-vuren. Over een mogelijke evacuatie zegt de Force Commander voor zover bekend niets. Gobilliard neemt op verzoek van Janvier telefonisch contact op met de Bosnische Serviërs en belt daarna, om 18.30 uur, de Force Commander terug. Janvier kan op dat moment, zo zegt hij tegen VN-gezant Yasushi Akashi, nog geen conclusie trekken over de militaire situatie in Srebrenica. Een onmiddellijk staakt-het-vuren en het verdedigen van de vluchtelingen die zich ophopen op de compound in Potocari is alles waaraan de Force Commander in Zagreb op dat moment denkt. Hij geeft Gobilliard dan ook het bevel dit vanuit Sarajevo via Karremans te regelen.

‘Om 18.30 uur, na telefonisch contact met generaal Janvier, heb ik een bevel getekend voor de Nederlandse commandant om hem te vragen de vluchtelingen en de burgers te verdedigen, de posities die ze innemen te handhaven en om onder geen beding wapens en equipment af te staan’, verklaart Gobilliard later voor een Franse parlementaire enquêtecommissie. Gobilliard schrijft een fax, die Karremans een kwartier later, om 18.45 uur bereikt. ‘Treed in onderhandeling met de Bosnische Serviërs voor een onmiddellijk staakt-het-vuren. Trek je terug op de compound in Potocari; neem alle haalbare maatregelen om de vluchtelingen en burgers te beschermen. Verdedig met alle middelen je troepen en installaties van aanvallen.’

Daar is geen woord Frans bij. ‘Verdedig met alle middelen de vluchtelingen en je compound in Potocari’, luidt het hoogste VN-bevel.

Maar zo zal het niet gaan. We spoelen de band 38 minuten terug. Om 17.52 uur, meldt het altijd exacte Dagrapport DCBC, komt in de Haagse Bunker een telefoontje uit Sarajevo binnen van de Nederlandse generaal Kees Nicolai – de rechterhand van Gobilliard. ‘Gen. Nicolai belt met de minister van Defensie met de laatste gegevens. (…) Evacuatie is vanochtend aangeboden. Karremans gaat praten met de commandant van het Bosnisch-Servische leger over onderhandeling over evacuatie. De dertig gijzelaars dienen te worden meegenomen. Nadere informatie volgt.’

Wat staat hier? ‘Evacuatie is vanochtend aangeboden’; ‘Karremans gaat praten over evacuatie’. De terugtrekking van Dutchbat? De evacuatie van de moslimbevolking? Dat is niet minder dan het opdoeken van UN Safe Area Srebrenica. En daarmee feitelijk van de hele VN-vredesmissie. Waar komt dit ineens vandaan?

 

‘Rond 17.30 uur’, schrijft het NIOD, ietwat onnauwkeurig in het tijdstip, ‘was er contact tussen de minister (Voorhoeve) en Nicolai, waarbij voor het eerst gesproken werd over de mogelijkheden van een evacuatie van Dutchbat, desnoods met geweld. De term “evacuatie” in de gesprekken tussen Nicolai en Voorhoeve kwam niet uit de lucht vallen, want eerder die dag hadden de Bosnische Serviërs een dergelijk aanbod al aan Karremans gedaan, die dit had afgewezen; het was niet meer dan een herhaling van het al eerder gestelde Servische ultimatum.’

‘Ja’, bevestigt Joris Voorhoeve, en kijkt in de documenten die we hem voorleggen. ‘Ik heb om 17.52 uur op DCBC inderdaad telefonisch met generaal Nicolai overlegd.’

De terugtrekking van Dutchbat? De evacuatie van de moslimbevolking? Waar komt dit ineens vandaan?

Waar kwam dat voorstel om te evacueren vandaan?

‘Geen idee. Ik weet het niet.’

Van u?

‘Nee, zeker niet. Zeker niet. Wat mij betreft was dat helemaal niet aan de orde.’

Het verstrekkende besluit die late middag de enclave te ontruimen en de bevolking te evacueren, zoveel is duidelijk, is dus niet genomen door Janvier in Zagreb en ook niet door Den Haag. Het is reeds voordien genomen, in Sarajevo, en daarna teruggekoppeld naar Den Haag. Het idee ‘we gaan evacueren’ komt uit Sarajevo, meent ook Voorhoeve. ‘Het beste antwoord kan generaal Nicolai zelf geven, denk ik. Hebben jullie Nicolai gesproken?’ Nog niet. De generaal heeft de pers altijd gemeden, maar op verzoek van Defensie Voorlichting is Nicolai bereid ons telefonisch te woord te staan – en neemt ook uitgebreid de tijd.

Heeft u instructie van hogerhand gehad om UN Safe Area Srebrenica te evacueren?

‘Nee. Het is een besluit dat in Sarajevo genomen is. Op het hoofdkwartier waar ik chef-staf was. Formeel was Gobilliard op dat moment de waarnemend commandant en daarvoor verantwoordelijk. Maar goed, we hebben dat besluit met commandant en staf samen genomen. Het was eigenlijk een vrij voor de hand liggende keuze, want het was een onhoudbare situatie, 25.000 mensen zonder enige voorziening op en rond de compound in Potocari. Dus die mensen moesten daar zo snel mogelijk weg. Nou, dat besluit hebben wij rond het tijdstip van vijf uur ’s middags, ongeveer, genomen.’

‘Op dat moment dachten we in Zagreb nog helemaal niet aan evacuatie’, zegt Janviers rechterhand, chef-staf Ton Kolsteren.

‘Dat zeg ik toch: het besluit de bevolking te evacueren is genomen in Sarajevo. We hebben de VN-top ook niet om toestemming gevraagd, maar we hebben daarna natuurlijk wél het VN-hoofdkwartier daar bij Janvier geïnformeerd over wat er ging gebeuren. En omdat toevallig de minister op dat tijdstip belde, heb ik ook de minister van ons voornemen in kennis gesteld. Nou ja, die stemde daar ook mee in, voor zover hij daar wat in te zeggen had, maar ik was wel blij dat hij het ermee eens was.’

 

Kwam het idee van evacuatie van u, persoonlijk?

‘Tja, nou vraagt u me iets… Nou ja, er is een overleg in de staf, daar zitten dan de belangrijkste stafofficieren bij, de chef-staf en de commandant en we zeggen: ja, wat zullen we doen? En wie dat nou als eerste geopperd heeft, dat zou ik niet weten. Of ik dat geweest ben…? Het is ook verder niet interessant. Je kijkt: wat is er mogelijk? We zagen maar één optie: evacuatie. Ik vind het ook niet zo relevant hoor, het gaat om wie uiteindelijk het besluit neemt, en dat kan er maar één zijn. De verantwoordelijk commandant was Gobilliard.’

Dus Gobilliard heeft met die beslissing ingestemd en er zijn fiat aan gegeven?

‘Ja, dat moet wel als waarnemend commandant. Hij had het ook tegen kunnen houden, maar laat ik zeggen: hij heeft daar volmondig mee ingestemd. Daar waren we het binnen de kortste keren over eens, dat was evident. En vervolgens heeft hij aan mij gevraagd of ik die opdracht zo snel mogelijk aan Karremans wilde doorgeven.’

In het bevel dat Gobilliard een uur later naar Karremans faxt, staat anders geen woord over evacuatie.

‘Je kunt niet altijd wachten op instructies; je moet in een oorlogssituatie redden wat er te redden is’ – Oud-minister van Defensie Joris Voorhoeve

‘Nee. Nou ja, dat is een beetje merkwaardig…’

Vindt ook het NIOD. En dat laat het daar verder bij. ‘In het overleg bij UNPROFOR in Sarajevo met Gobilliard werd aangegeven welke taken aan de commandant van Dutchbat moesten worden opgedragen. Nicolai werd belast met de opdracht om Karremans mondeling op de hoogte te stellen, vooruitlopend op de schriftelijke bevestiging per fax. (…) In de fax met de instructies van Gobilliard die om 18.45 uur in Potocari arriveerde ontbrak merkwaardig genoeg de opdracht om een vrijgeleide te vragen.’

Nee, logisch. De opdracht aan Karremans om evacuatie aan te bieden – gefiatteerd, zegt Nicolai, door Gobilliard – komt van Nicolai, na samenspraak met Voorhoeve. Terwijl tussen 17.30 en 18.30 uur de Franse generaals Janvier en Gobilliard per telefoon druk een staakt-het-vuren bespreken en het met elkaar eens zijn dat Dutchbat de compound moet verdedigen met alle middelen, belt Nicolai, zodra hij de hoorn van het gesprek met Voorhoeve van 17.52 uur heeft neergelegd, om 17.55 uur Karremans op, met het bevel om met de Bosnische Serviërs te onderhandelen over de aftocht van Dutchbat en de evacuatie van de bevolking. Met het mondelinge bevel van de Nederlandse generaal Nicolai, niet met het schriftelijke bevel van Gobilliard van een klein uur later, gaat Karremans de fatale onderhandelingen met de Serviërs in. ‘Twee uur geleden’, zal Karremans om acht uur ’s avonds tegen Mladic stamelen, ‘heb ik het verzoek gehad van generaal Nicolai en van de Nederlandse overheid om te vragen om de aftocht van het bataljon en van de vluchtelingen.’

 

 

 

‘Nadat ik met de minister had gesproken, heb ik telefonisch overleg met Karremans gehad’, bevestigt Nicolai terloops in de parlementaire enquête. ‘Ik heb gezegd: werp je op bij de Serven. Bied je aan voor die evacuatie.’ Ook Karremans staat het gesprek nog helder voor de geest: ‘Om 17.55 uur komt generaal Nicolai op het net. Geen tijd voor opbeurende, bemoedigende of collegiale woorden. Slechts mondelinge richtlijnen die later schriftelijk bevestigd zullen worden.’ Er zijn, die avond, vanuit Sarajevo dus twee tegenstrijdige bevelen naar Karremans uitgegaan: een schriftelijk bevel van Gobilliard, op instigatie van Janvier, om de compound met alle denkbare middelen te verdedigen en een mondeling bevel van Nicolai om te onderhandelen over evacuatie en aftocht. Uit niets blijkt dat Janvier weet heeft van plannen tot evacuatie.

‘De instructies van Nicolai aan Karremans op de elfde om te gaan evacueren zijn prematuur’, concludeert Janviers stafchef generaal Ton Kolsteren, alles op een rijtje zettend. ‘Zoals het er nu naar uitziet, werden wij in Zagreb gebypassed.’ ‘De VN-bevelslijn was een puinhoop…’, zucht Joris Voorhoeve. ‘Maar zelfs als het plan tot evacuatie zonder instructie van boven door Nicolai zou zijn bedacht, dan heeft hij volgens mij juist gehandeld. Je kunt niet altijd wachten op instructies; je moet in een oorlogssituatie redden wat er te redden is.’ ‘Het klinkt misschien wat arrogant’, zegt Nicolai, ‘maar wat ze daar bij de VN-top in die ivoren toren vinden, zou mij op dat moment, ook als ik ervan geweten had, toch niet geraakt hebben. Het was uit menselijk oogpunt een onhoudbare situatie.’

‘De Safe Area Srebrenica bestaat niet meer’, constateert in Potocari Thom Karremans bitter. ‘En daarmee eindigt in feite de opdracht van het bataljon. In plaats daarvan ontvang ik mondelinge richtlijnen. Ik sta er dus alleen voor.’

Datzelfde moment in Den Haag. Direct na het telefoontje met Nicolai verlaat Joris Voorhoeve de Bunker en loopt de trappen op naar het Defensievoorlichtingscentrum, waar zich de wereldpers heeft verzameld. Het is even na zessen. ‘Er heeft zich vandaag een ramp van grote omvang voltrokken met verregaande consequenties. De enclave Srebrenica is gevallen, is onder de voet gelopen door de Serviërs. Een deel van de Nederlandse militairen is nog onderweg naar Potocari met medeneming van een grote stroom vluchtelingen. (…) Overste Karremans gaat nu overleggen met de commandant van de Bosnische Serviërs en vraagt hem de enclave te mogen verlaten met medeneming van de vluchtelingen.’

Nu ligt het wereldwijd op tafel: Dutchbat zal evacueren met de vluchtelingen.

Maar op het VN-hoofdkwartier in Zagreb, waar op dat moment de hoge Nederlandse generaals Van den Breemen en Van Baal binnenstappen om te onderhandelen over ‘de Nederlandse opvatting’, lijkt niemand van het fait accompli op de hoogte.

een enorme knal. Een tankgranaat is op korte afstand van de Opsroom, het communicatiecentrum van Dutchbat in Potocari, ingeslagen. ‘O, ze proberen ons weer bang te maken’, zegt Karremans laconiek, en belt dan naar de Bosnische Serviërs om een onderhoud te regelen om 19.10 uur. Dat is ‘te vroeg’; de verantwoordelijke commandant is nog niet gearriveerd. De ontmoeting zal om 20.00 uur plaatsvinden. Karremans belt met Nicolai en houdt nog een laatste keer ruggespraak. ‘Ik moet zo weg. Heb je nog bepaalde instructies?’ ‘Toen hebben we er weer over gesproken’, aldus Nicolai, in een interview met het NIOD. ‘Het is niet onmogelijk dat pas bij die gelegenheid het agendapunt van de evacuatie, dat zoals opgemerkt in de fax van Gobilliard ontbrak, door Nicolai naar voren is gebracht,’ schrijft het NIOD, zoals we nu weten aantoonbaar onjuist. Nicolai herhaalt slechts z’n bevel: werp je op bij de Serviërs voor evacuatie. ‘Hierna verlieten overste Karremans, majoor Boering en wachtmeester Rave de compound, op weg naar Bratunac.’

‘Minister Van Mierlo is bezorgd over de berichten dat alleen maar vrouwen en kinderen zouden mogen vertrekken’ – Notulen van de ministerraad, 11 juli 1995

In Den Haag maakt het kabinet zich op voor een spoedzitting van de ministerraad, die, opdat Voorhoeve steeds stand-by kan blijven, voor 19.30 uur is bijeengeroepen in de Bunker, niet in de Trêveszaal. De extra ministerraadsvergadering lijkt vooral bedoeld om het hele kabinet te informeren, want veel opties zijn er niet meer. Premier Kok opent de vergadering en geeft het woord aan Voorhoeve.

Uit de notulen van de ministerraad: ‘Minister Voorhoeve licht toe dat zich in de enclave een ramp heeft voltrokken. (…) Op dit moment voert de commandant van het Nederlandse bataljon, luitenant-kolonel Karremans, overleg met commandant Mladic van de Bosnische Serviërs over het toelaten van hulpkonvooien en een vrije aftocht van de vluchtelingen en het Nederlandse VN-bataljon onder medeneming van hun wapens. (…) Het is te hopen dat de Nederlandse commandant toestemming zal krijgen voor vertrek, hetzij naar Servië, hetzij naar Centraal-Bosnië.

De minister-president vraagt op welke informatie de hoop is gebaseerd dat de Bosnische Serviërs toestemming zullen geven voor vertrek. Minister Voorhoeve antwoordt dat de Bosnische Serviërs vrijwel al hun doelen hebben bereikt. (…) Er zijn berichten dat er eventueel toestemming zou worden gegeven voor het vertrek van de vluchtelingen en de Nederlanders. Die berichten zijn niet bevestigd en moeilijk te duiden.’

Het kabinet is nu op de hoogte. Vanuit het VN-steunpunt in Tuzla heeft UNPROFOR-kolonel Charlef Brantz ingebeld: ‘Het Bosnisch-Servische leger heeft aangeboden dat Dutchbat, de vertegenwoordigers van de ngo’s en de vluchtelingen via de noordzijde kunnen verlaten.’ ‘Met uitzondering van de weerbare mannen’, tekent de op het DCBC aanwezige kolonel Neisingh daarbij aan.

De omineuze portee van dat laatste, blijkt uit de notulen, ontgaat de ministers niet.

‘Minister Van Mierlo is bezorgd over de berichten dat alleen maar vrouwen en kinderen zouden mogen vertrekken. Voor de mannen moet dan het ergste worden gevreesd. Minister Voorhoeve antwoordt dat de grootste vrees is dat alle mannelijke Bosnische moslims zullen worden vermoord. (…) De Nederlandse commandant zou met een uiterst moeilijk ethisch dilemma worden geconfronteerd als hij toestemming krijgt te vertrekken in de wetenschap dat de Bosnische moslims dat lot zal treffen.’

Het is toch wel heel opmerkelijk: de scheiding van de mannen van de vrouwen, die pas de volgende dag bij het evacueren van de bevolking zal plaatsvinden, en de daaropvolgende moord op de mannen, wordt de avond tevoren in de ministerraad in z’n volle verloop voorzien. Maar niemand besluit op dat moment om wereldwijd alarm te slaan.

 

De notulen van de ministerraad vervolgen: ‘De minister-president vraagt naar de Nederlandse verantwoordelijkheden in dezen.  Minister Voorhoeve antwoordt dat de onderhandelingen een verantwoordelijkheid van de VN zijn, maar dat Nederland daarbij uiteraard nauw is betrokken. Minister Pronk concludeert dat onderhandelen de enige optie is, omdat de terugtrekking niet kan worden geforceerd. Minister Voorhoeve (antwoordt) Inmiddels voert de chef-defensiestaf, generaal Van den Breemen, overleg met de opperbevelhebber van UNPROFOR, generaal Janvier, over de Nederlandse wensen.’

Daar zijn ze weer: de Nederlandse wensen. Maar de discussie in de boezem van het kabinet richt zich al gauw weer op de vrees voor het lot van de bevolking. ‘Het redden van mensenlevens heeft de hoogste prioriteit’, stelt Voorhoeve. Die ochtend nog was de grootste zorg de veiligheid van Dutchbat. ‘In de omstandigheden van een paar uur geleden’, laat de minister-president optekenen, ‘gaf hij zonder meer prioriteit aan de veiligheid van de eigen mensen.’ Maar nu de Serviërs de enclave eenmaal hebben veroverd, is Dutchbat buiten direct gevaar. En zitten de Nederlanders en de moslimbevolking in hetzelfde schuitje. Tussen het lot van Dutchbat en dat van de bevolking zal vermoedelijk geen keuze bestaan, meent minister Ad Melkert. ‘Op dit moment lijkt de situatie weer zodanig dat de lotsverbondenheid met de Bosnische moslims kan worden gecontinueerd’, concludeert premier Kok.

Flodderige regenjas. ‘Ik kom er zo aan!’ Jan Pronk snelt naar z’n postvakje op het Haagse International Institute of Social Studies en komt terug met De Groene onder z’n arm. Pronk, destijds als minister van Ontwikkelingssamenwerking nauw betrokken bij Bosnië, ziet de crisisvergadering van de ministerraad als keerpunt in de Nederlandse houding. Terwijl de Nederlandse generaals Van den Breemen en Van Baal in Zagreb druk met Janvier zitten te onderhandelen over een terugtrekking van Dutchbat is de ministerraad al twee stappen verder, zegt Pronk. ‘Het liep ons tussen de vingers door. Er heerste die dag in Nederland maar één sfeer: onze jongens moeten terug! Er mag niks met hen gebeuren! En daar stonden we in de vergadering haaks op. De mededelingen van Voorhoeve leidden, na een uur en tien minuten tot de exacte beslissing: we gaan pas weg wanneer iedereen weggaat. Het was een snelle vergadering met als kern: de enclave is gevallen. Wij kunnen niet weg zolang daar nog mensen achterblijven. We gaan pas weg als iedereen weggaat én degenen die weggaan worden begeleid! Je beschermt de mensen die uit de compound weggaan en je beschermt de mensen die nog niet weggaan, dus je blijft in het kamp. Dat, eerlijk gezegd, het proces van voorbereiden van evacuatie al bezig was, beseften we niet. We hadden dat onvoldoende door.’

De VN-bevelhebber voelt zich door de Nederlandse legertop regelrecht gechanteerd. Want Karremans had ruim anderhalf uur voor de ministerraad van Nicolai al de opdracht gekregen om over evacuatie van Dutchbat en de vluchtelingen te onderhandelen…

‘Het is oorlog. Je zit te praten over een ontwikkeling die zich razendsnel afspeelt. Maar het proces was niet achter de rug. Er was wat aan de gang. En ómdat er wat aan de gang was, beslisten we: wij gaan pas weg wanneer iedereen weg is. Srebrenica was gevallen, Potocari was gevallen, dat was de mededeling. En waar gaat het dan om? De bescherming van de mensen. In die situatie hield dat in: de vrije aftocht van álle mensen naar een ander gebied. Dat was naar Tuzla. Volgens de regels zou je dat vanuit Nederland niet mogen beslissen; dat was formeel voorbehouden aan de VN. Maar wij beslisten: Dutchbat blijft tot de laatste vluchteling de enclave verlaten heeft. En degenen die weg worden gebracht naar Tuzla, die worden begeleid.’

 

Op dat moment neemt Nederland dus het heft in eigen handen.

‘Ja. En ik ging met opluchting weg uit die vergadering: in korte tijd hebben we de juiste beslissing genomen. En die woog zeer zwaar, dat is nogal logisch. We gingen uit van een fait accompli: er zijn nu onderhandelingen tussen Karremans en de Bosnische Serviërs, op wat voor instructie weten we niet precies, maar nu reageren wij – zelfs al hebben we misschien niet eens een recht om te reageren. Maar nu reageren wij door te zeggen: onze jongens blijven daar totdat iedereen is vertrokken. En we beslisten dat we zelf die opdracht zouden geven aan Karremans.’

Dat mág u helemaal niet. Daarmee doorkruist Nederland opnieuw de VN-bevelsketen.

‘Dat weet ik, maar dat gebeurde. Militair, kregen wij de boodschap, was het een verloren zaak. Beslissen om opnieuw te vechten was niet aan de orde. En dan heb je nog maar één opdracht: je oorspronkelijke opdracht mensen te beschermen op een andere manier inhoud geven. Heel veel hangt af van de commandant ter plekke. We hebben gesproken over wat wij vonden dat de positie van de Nederlandse commandant diende te zijn in de uitvoering van de evacuatie. Aan het eind van die vergadering mochten wij veronderstellen als leden van het kabinet dat de beslissing van het kabinet een minuut later zou worden meegedeeld aan Karremans. Dat sprak vanzelf. We wisten nu dat er regelmatig contact met hem was.’

Maar daarmee neemt u zelf het heft in handen.

‘Ja!’

Als u zegt: ‘Ik verwacht dat met Karremans binnen één minuut contact wordt opgenomen’, zegt u eigenlijk: wij als Nederlandse regering nemen het stuur over.

‘Exact. Je erkent effective control. En je deelt je eigen beslissing mee aan je eigen contingent. Op dat moment heeft Nederland de controle overgenomen. Op dat éne punt uiteraard: we, dat wil zeggen de Nederlandse blauwhelmen, blijven en we blijven beschermen.’

Snel belt vanuit DCBC de minister van Defensie met zijn chef-defensiestaf om hem de koers van het kabinet mee te delen. Van den Breemen en Van Baal zitten tot dat moment nog hard te onderhandelen over een snelle terugtrekking van Dutchbat. ‘Chef Defensiestaf en Commandant der Landstrijdkrachten in HQ Zagreb’, meldt om vijf voor acht – het kabinetsberaad is dan nog bezig – Van den Breemens ‘trouwe metgezel’ Peperkoorn aan de Bunker. ‘Chef Defensiestaf in onderhandelingen met Janvier. Snelle evacuatie m.b.v. Fransen, Engelsen, Amerikanen.’ Van open onderhandelingen, overigens, is volgens Janvier geen sprake. De Force Commander, zo zal hij achteraf verklaren achter de gesloten deuren van de Franse parlementaire enquêtecommissie, voelt zich door de Nederlandse legertop regelrecht gechanteerd: ‘Die avond, we spreken van de elfde, ontmoette ik in Zagreb de opperbevelhebber van het Nederlandse leger, die me aangaf dat de Nederlandse regering eiste dat de Nederlandse soldaten de enclave de volgende ochtend zouden hebben verlaten. Een verrassende eis.’

 

Joris Voorhoeve gelooft er niks van. ‘Dat is onmogelijk. Het is nooit als optie aan mij voorgelegd. Ik bedoel: dat zou idioot zijn, om in het midden van de strijd plotseling te gaan zeggen: wij trekken ons terug. Ten tweede: het zou een kabinetsbesluit moeten zijn – en onmiddellijke terugtrekking van Dutchbat was in het kabinet absoluut niet aan de orde. Hoe dan ook: even in het hypothetische geval dat Van Baal en Van den Breemen, eigener beweging, hadden gedreigd met terugtrekking van Dutchbat had ik, als ik Janvier geweest was, mij daar geen moer van aangetrokken.’

‘Van den Breemen bracht de wens van de Nederlandse regering over om Dutchbat zo spoedig mogelijk en wel binnen enkele dagen terug te trekken’, concludeert het NIOD, de geit en de kool sparend. ‘In Den Haag had de prioriteit zich intussen al verlegd in de richting van het beschermen van de vluchtelingen.’

Het is acht uur ’s avonds als Karremans Yellow Bridge passeert, net ten zuiden van Bratunac. Zijn oog wordt getroffen door de opstelling op een veld langs de weg van twee mortierpelotons, de compound binnen schootsbereik. Bij Hotel Fontana lopen Servische soldaten rond in battle dress. Karremans treedt met zijn twee secondanten het rokerige zaaltje binnen. Mladic ontvangt de Nederlanders staande, handen op de koppelriem. Een cameraman staat opgesteld. Dan gebeuren er dingen die Karremans te snel gaan. ‘De gehele entourage doet me denken aan een onverwacht kruisverhoor.’

‘U bent niets en ik ben God!’ Sigarettenrook blazend in Karremans gezicht begint een tierende Mladic de onderhandelingen: ‘Vertel mij wat u van me wilt! U heeft om dit onderhoud verzocht: zeg op!’ Karremans trekt de stoute schoenen aan: ‘Ik heb een gesprek gehad met generaal Nicolai, twee uur geleden, en ook met de nationale overheid. Het verzoek van het BH Command is, om het maar zo te zeggen, te onderhandelen, of… te vragen om de aftocht van het bataljon en van de vluchtelingen – en of er mogelijkheden bestaan om die terugtocht te assisteren.’

‘Geef mij twee regimenten parachutisten, ik spring, en zal Srebrenica heroveren’ – De militair adviseur van president Chirac.

Van het ene op het andere moment draait Ratko Mladic bij. Een aanbod tot evacuatie van de VN, en de bevolking in de schoot geworpen! In één klap het hele gebied vrij van moslims! En de handen vrij voor het Bosnisch-Servische leger om op te trekken naar die twee andere enclaves, Gorazde en Zepa. Het lijkt voor de Bosnisch-Servische generaal de perfecte window of opportunity. Een blad met glaasjes Slivovic wordt gebracht en Mladic pakt een glas en reikt het Karremans aan. Die schudt vriendelijk van nee. Dan dringt de Servische generaal Karremans een sigaret op.

‘Nou wat!’ zegt Mladic, op intimiderende toon. ‘Wat gaan we nu doen?’ ‘Ik ben gevraagd door generaal Nicolai’, herhaalt Karremans, ‘vrije aftocht te vragen voor de bevolking. En voor wat betreft het bataljon: we hebben vier maanden lang geen bevoorrading gehad en naar mijn mening willen mijn soldaten naar huis.’ Hij geeft er de voorkeur aan, zegt hij, te vertrekken na onderhandelingen, na toestemming van de politieke top van Karadzic in Pale. ‘Ik ben daar nooit geweest, dus ik weet niet hoe het daar werkt. Ik ben, zoals ik pleeg te zeggen, een pianospeler.’

‘Pardon?’ vraagt de tolk, niet-begrijpend.

‘Ik ben, zoals ik altijd pleeg te zeggen, een pianospeler. Don’t shoot the pianoplayer.’

Mladic geeft Karremans de doodsteek: ‘U bent een waardeloze pianist.’

‘Wat kan ik straks tegen generaal Nicolai zeggen?’ stamelt Karremans.

Dan formuleert Mladic met dodelijke dictie zijn eisen: ‘Meneer de luitenant-kolonel, het helpt u weinig om met uw generaal Nicolai te praten. Hij kan u niet helpen. Maar als u erop staat hem iets te zeggen, zeg hem dan dit: het VN-leger is niet het doel van mijn operaties. Uw officieren en soldaten hebben, net als u, maar één leven. En ik geloof niet dat u dat hier wilt verliezen. Ik wil u helpen. Hoewel u het niet verdient; niet als mens en niet als officier. Maar ik zal het doen om wille van die jonge jongens in het VN-vredesleger, want ik wil niet dat hun moeders hen terugkrijgen in lijkkisten. Ik wil ook de moslimbevolking helpen, die niet verantwoordelijk is voor wat er is gebeurd. Dat is waarom ik van u het volgende vraag: brengt u mij de vertegenwoordigers van de burgerbevolking. Ik zal een overeenkomst met ze uitwerken. U kunt hier allemaal uit komen, of allemaal blijven, of allemaal sterven. Ik wil niet dat u sterft.’

Karremans krijgt een glas wijn in de hand gedrukt. Mladic vraagt terloops: ‘Kunt u wat bussen regelen via generaal Nicolai?’ ‘Dat kunnen we denk ik wel regelen’, zegt Karremans. Mladic heft het glas: ‘Proost!’ De beelden gaan de hele wereld over.

‘Serven, meegaand, evacuatieplan’, rapporteert generaal Nicolai na afloop van het gesprek tussen Karremans en Mladic aan de Haagse Bunker. ‘Refugees gaan naar Tuzla. Geen transport Serven, transport door Ned. Serven geen middel voor voeding (onleesbaar) Geen probleem. Ned. Serven te hulp. Praktische regelingen. Bosnische regering moet er aan meewerken.’

‘Basis gelegd voor regeling. Morgen verder praten. Niet pessimistisch: Bosnische regeringsleger geheel de enclave verlaten. Geen regeling voor cease-fire’, krijgt Voorhoeve gerapporteerd.

Dan eindelijk, het is al na tienen, dringt het ook tot de VN-leiding in Zagreb door: Van den Breemen heeft heen en weer met Den Haag gebeld en stelt zijn eisen aan Force Commander Janvier bij. Blijkt uit een ‘Kort verslag van de bijeenkomst’ dat Van den Breemen vlak voor middernacht voor de minister zal schrijven: ‘Op vragen onzerzijds of de Force Commander “een akkoord van de commandant Dutchbat met het Bosnisch-Servische leger om de enclave met de moslims te verlaten” zou ondersteunen gaf de Force Commander een bevestigend antwoord. Wel wees hij op de implicaties om e.e.a. voor te bereiden en uit te voeren.’ Met andere woorden: Janvier stemt hier dan ten slotte in met iets wat al úren eerder, op de persconferentie door Den Haag wereldkundig was gemaakt.

‘Het Bosnisch-Servische leger gaf aan dat zij gaarne bereid zijn te assisteren bij het verplaatsen van de vluchtelingen uit de enclaves’, geven Van Baal en Van den Breemen aan. Dan, tegen kwart voor elf, worden er zaken gedaan, schrijft Van den Breemen: ‘De analyse dezerzijds is dat op zeer korte termijn: de facto ingaan op het (Servische) ultimatum de enclave met de vluchtelingen te verlaten richting Tuzla over de weg op dit moment de meest acceptabele oplossing is. Voorbereiding is absoluut noodzakelijk om e.e.a. geordend te laten verlopen. Uitonderhandelen dus.’

‘Force Commander akkoord’ meldt, na vijf uur onderhandelen, om tien voor elf DCBC.

 

Het besluit om Srebrenica te ontruimen zal enorme gevolgen hebben. Allereerst voor de twee overgebleven enclaves. Een deel van Mladic’ troepen trekt direct verder. ‘Zepa aangevallen’, meldt VN-stafchef Ton Kolsteren nog vóór middernacht. Internationaal, vooral door de Fransen, wordt met woede en ongeloof gereageerd. ‘Le Président de la République a littéralement explosé’, verklaart de politiek adviseur van Chirac. De militair adviseur van de Franse president, Quesnot, gooit er nog een schepje bovenop: ‘Geef mij twee regimenten parachutisten, ik spring, en zal Srebrenica heroveren.’

‘Als Dutchbat was gaan vechten, had dat voor de uiteindelijke uitkomst niets uitgemaakt’ – VN-generaal Ton Kolsteren

De Veiligheidsraad wordt bijeengeroepen. De Fransen komen met het drieste plan de enclave gewapenderhand te heroveren. De volgende dag (in New York is het zes uur vroeger) komt de Veiligheidsraad met een fikse resolutie (1004). Ze eist ‘onmiddellijke terugtrekking’ door de Serviërs uit de enclave Srebrenica ‘en verzoekt de secretaris-generaal om alle middelen die hem ter beschikking staan aan te wenden om de status van de safe area en het mandaat van UNPROFOR te herstellen.’

‘Onmogelijk uit te voeren’, zegt Ton Kolsteren. ‘Die Veiligheidsraadsresolutie was een cosmetische actie.’ Cosmetisch of niet, uit de VN-resolutie blijkt klip en klaar dat de Veiligheidsraad absoluut niet instemde met de ontruiming van de enclave.

‘In hoeverre kun je water dat onder de brug is gestroomd weer terug duwen…’, zegt Voorhoeve. ‘Die resolutie van de Veiligheidsraad stond helemaal los van de werkelijkheid. Het was allemaal too little, too late. De feitelijke situatie is dat de enclave in handen van Mladic was.’

De volgende dag komt Mladic met de bussen. Worden onder de ogen van Dutchbat de mannen gescheiden van de vrouwen. Worden 320 mannelijke moslims weggevoerd van de Nederlandse compound. Beginnen de massamoorden.

Het wegvoeren in de bussen van 320 mannen van de compound had wel degelijk voorkomen kunnen worden, stelt Joris Voorhoeve in een e-mail na het lezen van het concept van dit artikel. ‘De VN had prompt voor vervoer moeten zorgen. Dat had best gekund. Er was een grote transportcapaciteit bij UNPROFOR. Nu was Mladic UNPROFOR op de twaalfde te snel af.’ Een verbijsterende uitspraak van de ex-minister. Het scheiden van de mannen en de vrouwen, en daarmee de moord op de mannen, zegt Voorhoeve met zoveel woorden, had niet plaats hoeven vinden als de VN tijdig zelf bussen had gestuurd. Bussen die er waren.

‘op een groot aantal momenten waren er alternatieven waarvoor gekozen had kunnen worden’, zegt Jan Pronk, ‘bijvoorbeeld ook in het veld. Ik ga niet zeggen dat onze militairen hebben gefaald, want ik ben verantwoordelijk. Maar ik had mij kunnen voorstellen dat er een situatie was geweest van: iedereen naar binnen en nu sluiten we de poorten. We sluiten de poorten en je komt er niet in!’

De ex-minister aarzelt. ‘… Ik vind, en vond: waarom zijn we niet standvastig? Waarom lieten we niet iedereen toe op de compound? Waarom – en dat is het lastige, ik zit ver weg – wordt er niet gezegd door de militairen en op dat moment is dat het Nederlandse contingent: je komt er niet in? Dat is een keuzemogelijkheid, en een keuze die niet gemaakt is.’ Het is, vindt Pronk, ook mede het rapport van het NIOD dat achteraf zand in de ogen strooit. ‘Alles analyseren, alles opschrijven, leidt tot alles begrijpen, en dus tot alles goedvinden. Het hele NIOD-rapport is in wezen één argumentatie die neerkomt op: er was geen alternatief, vanaf de eerste seconde. Het besluit om naar Bosnië te gaan was een foute beslissing, althans volgens het NIOD-rapport, en daarin lag dus alles besloten.’

Waar heeft u als kabinet steken laten vallen?

Een lange stilte. ‘… Álle steken die ter plekke zijn gevallen zijn het gevolg van de wijze waarop wij de mensen hebben uitgezonden, hoe wij de beslissing hebben genomen wie de commandant is, hoe wij de bewapening hebben georganiseerd, waarop wij de instructies hebben geformuleerd. Het is nooit de verantwoordelijkheid van de militairen, het is een politieke verantwoordelijkheid. We hebben gefaald. We hebben volledig gefaald. En dat vind ik ook het schandelijke: dat we dingen ontkennen. De Nederlandse staat is medeverantwoordelijk. We hebben de mensen van Srebrenica verraden.’

‘Ik vind dat een heel eigenaardige opmerking van Pronk’, zegt Joris Voorhoeve met afgepaste woorden. ‘Geen land binnen de VN dat zich méér heeft ingespannen om Srebrenica overeind te houden dan Nederland! Hoewel het een afgrijselijke mislukking werd. Ik heb de voering uit m’n pak gepraat vanaf het moment dat ik minister was. Het enige wat de enclave had kunnen redden was dreiging met massale luchtacties. Wat er had moeten gebeuren toen de dreiging jegens de oostelijke enclaves duidelijk toenam, eind juni 1995, was dat er een duidelijke waarschuwing aan de Serviërs had moeten worden gegeven. Blijf van de enclaves af! Zo niet, dan zwaait er wat voor jullie. Dan gaan jullie wapenopslagplaatsen eraan, dan gaat jullie commandocentrale eraan! Srebrenica had niet hoeven vallen.

Maar er was geen bereidheid bij andere NAVO-leden om te doen wat nodig was. Ik recapituleer even: informele NAVO-top in Sevilla in september ’94: ik ben zelf de delegaties af gegaan. Het antwoord was: nee. Vervolgens nieuwe NAVO-bijeenkomst in november, zelfde verhaal. Daarna heb ik de bevelhebbers van de NAVO-bondgenoten naar Den Haag laten komen en die hebben een lijst opgesteld van wat nodig was. Heeft Nederland een aantal dingen op gezet en in de aanbieding gedaan: als jullie dit doen, doen wij dat. Al die militairen gingen naar huis, naar hun politieke bazen, daar kwam niets van terecht. Heb ik me niet bij neergelegd. Toen ben ik naar Kofi Annan gegaan: “Doe jij dit overleg nu opnieuw, maar onder jouw verantwoordelijkheid in New York.” Herhaling van zetten. Mooie beloften; er werd niets van uitgevoerd door de lidstaten. Daarna overleg in München, eind januari, begin februari, toen heb ik gezegd: het moet anders! De NAVO moet verantwoordelijkheid nemen voor de oostelijke enclaves, want de VN kunnen het niet aan. Gebeurde niets.

Naar de VS gegaan. Met Amerikaanse collega gesproken. Zijn handen waren gebonden door het Amerikaanse Congres. “No boots on the ground.” Vervolgens opnieuw al die militairen bijeengeroepen, op luchtmachtbasis Soesterberg, begin mei. Herhaling van het verzoek UNPROFOR te versterken en mee te doen. Kwam niets van terecht. Zes landen specifiek benaderd met het verzoek voor een luchtbrug. “Ik heb transporthelikopters en gevechtshelikopters nodig!” De Amerikaanse minister van Defensie Perry bood Apache-gevechtshelikopters aan zonder piloten – en zei een beetje lacherig: daar heb je niks aan, maar het is het enige wat ik je kan aanbieden. Los van de vraag of Nederland formeel het recht had om een besluit te nemen dat afweek van de VN-lijn: die VN-lijn was niet te doen.’

 

Was u bereid, op dat moment, als u had gekund, een besluit te nemen dat lijnrecht in ging tegen de lijn van de VN?

‘Ik was bezig met het formeren van een feitelijke luchtactie.’

‘Karremans had zich tegenover Mladic wel wat heldhaftiger kunnen gedragen’, zegt Nederlands hoogste VN-generaal aldaar, Ton Kolsteren. ‘Maar Dutchbat zat met een onmogelijk mandaat in een compleet geïsoleerd gebied. Wél schuldig aan het Srebrenica-drama acht ik de VN en de Nederlandse regering! De VN konden de opdracht niet aan, en Dutchbat mocht, behalve uit zelfverdediging, niet eens vechten! Als ze desondanks waren gaan vechten, had dat voor de uiteindelijke uitkomst niets uitgemaakt. Alleen hadden dan nogal wat Nederlandse families hun uitgezonden man/vrouw/jongen/meisje in een kist thuis gekregen.’

‘Had Dutchbat gevochten, dan was de enclave nog steeds gevallen, maar dan had Nederland zijn militaire eer gered’, zegt Voorhoeve. ‘Stel, dat er Nederlanders door Servische militairen waren doodgeschoten, dan had Nederland zijn militaire eer gered, had het aangetoond het maximale te hebben gedaan. Maar het was niet anders afgelopen.’

Militaire eer is ook wat waard.

‘Zeker. Maar zo is het niet gegaan.’

Bron: De Groene Amsterdammer